Vreemd: een verlosser die móet lijden … Wie wachtte daarop? In dit nummer staat de verwachting van de Messias centraal, die móest lijden. Maar wie wachtte op Hem? Israël? De leiders van het volk, waaronder de farizeeën? De discipelen? Was er verwachting bij hen? En wat betekent onze verwachting van de Messias? Vier artikelen over vier groepen mensen en een lijdende Messias.
Met Pasen wordt zichtbaar waar het God om gaat. Hij zond zijn Zoon om zijn liefde voor de wereld vlees en bloed te geven. Je kunt er het evangelie op nalezen. Alleen, dan is er meteen het raadsel, dat lang niet iedereen daarop zat te wachten …!
Johannes schrijft dat Gods Zoon tot het Zijne kwam, maar dat de Zijnen Hem niet hebben aangenomen (Joh.1,11). Het zijn geladen woorden, want waar gaat het om? Johannes beschrijft dat de Zoon van God kwam om Gods licht in de duisternis te laten schijnen. Hij was het waarachtige licht, dat in de wereld komt en ieder mens verlicht (Joh.1,10).
Maar Johannes geeft aan dat de wereld niet van Hem wilde weten, Hem niet wilde ‘kennen‘. En als Johannes dan verder schrijft, gaat het nog een slag dieper. Dan vermeldt hij dat de Zoon van God ook niet werd aangenomen door het volk dat op een heel bijzondere manier Gods eigendom was geworden. Ook Israël wijst Gods Zoon af. Israël, dat als geen ander volk wist van God, en dat bekend was met de beloften van God waarin de komst van de Messias een centrale plek innam, …, Israël verzet zich tegen wat God in de Messias doet. En je vraagt je af, hoe komt dat toch …?
De – populaire – eschatologische verwachting
Eén van de dingen die gezegd kan worden als deze vraag gesteld wordt is dat Jezus niet beantwoordde aan de verwachting. In Israël leefde onder het volk een duidelijk beeld van wat de Messias, als Hij komen zou, zou gaan doen. De Messias zou er namelijk voor zorgen dat Israël bevrijd zou worden van de onderdrukking door de andere volken, en Hij zou een glorieus koninkrijk oprichten waarin voor Israël een rol van betekenis zou zijn weggelegd.
Dat deze verwachting er was is goed te begrijpen in de context waarin Israël leefde, zeker in de laatste eeuwen voor de komst van Christus waarin eigenlijk voortdurend sprake was van overheersing door andere volken. Dan spitst de verwachting zich zomaar toe op het moment waarop eindelijk de bevrijding zal gaan gloren. Daarbij werd die verwachting ook nog eens in zekere zin ‘gevoed’ door bepaalde delen uit de Schriften van Israël, waar gesproken wordt over het oordeel van God over de volken: ‘de dag van de wraak van onze God (zal komen) om alle treurenden te troosten’ (Jes.61,2, vergelijk ook Jes.29,20 en 35,4). Daar trok Israël zich aan op. In de toekomst zou dat gaan gebeuren, waarbij de Messias zou laten zien dat God voor zijn volk opkomt.
Jezus’ correctie
Maar wat gebeurde er in werkelijkheid? De geschiedenis in de synagoge van Nazareth laat in dit opzicht iets opmerkelijks zien (zie Luk.4,16-30). Jezus leest daar uit Jesaja 61 en kondigt aan dat dit Schriftwoord met zijn komst in vervulling gaat. Maar wat doet Hij, als je de tekstwoorden uit Jesaja in zijn geheel vergelijkt met wat Hij werkelijk uitspreekt daar in de synagoge van Nazareth? Hij laat uitgerekend de woorden over de dag van de wraak van God weg. Ja, Hij citeert Jesaja 61, 1. Hij kondigt het jaar van het welbehagen van de HERE aan. Maar Hij laat de woorden over de dag van de wraak van God weg. En dat hebben ze daar in de synagoge meteen door. Wanneer Hij dan ook nog eens over Gods gunst voor de weduwe van Sarfath gaat spreken, en over de reiniging van Naäman de Syriër worden ze zo kwaad dat ze Hem de stad uitdrijven en Hem in een afgrond willen gooien. Dat deed Jezus in Nazareth, en Hij doet nog een keer hetzelfde als Hij antwoord geeft op de vraag van Johannes de Doper of Hij wel degene is die komen zou. Dan citeert Jezus opnieuw woorden uit Jesaja, en ook dan laat Hij uitgerekend de woorden die spreken over Gods oordeel over de volken weg (vergelijk Mat.11,1-6 met Jes.29,20; 35,4 en opnieuw 61,1).
Jezus kwam niet om het oordeel over de volken in gang te zetten. Hij kwam om Gods liefde voor de wereld (Joh.3,16) in de daad van zijn overgave aan het kruis zichtbaar en tastbaar te maken. Hij gaf vlees en bloed aan Gods liefde. In de meest letterlijke zin van het woord.
Ook de discipelen
Intussen, uit het evangelie blijkt dat het niet alleen het volk Israël was dat Jezus niet aannam in wie Hij werkelijk was en in wat Hij nou echt kwam doen. Ook in de directe kring om Jezus heen … zie je Judas op Hem afknappen. En hoor je op de dag van Pasen die twee discipelen die naar Emmaüs onderweg zijn zeggen: en wij hoopten dat Hij het was die Israël zou verlossen (Luk.24,21). En stellen de discipelen zelfs nog op de dag van de hemelvaart de vraag of Jezus dan misschien nu voor Israël het Koninkrijk zal herstellen (Hand.1,6).
Kennelijk zit je zomaar met verkeerde verwachtingen als het om Jezus gaat. Hoe komt dat toch?
Omdat Jezus niet kwam om voor ons de zaken recht te zetten. Om ons koninkrijk te bouwen. Hij kwam om zijn Koninkrijk te vestigen: dat rijk waarin zijn liefde de toon zet, de weg baant en de toekomst opent. Op die wonderlijke manier. Op Golgotha. Waar ik mag leren zien dat zijn dood mij levend maakt.
J. van ’t Spijker, Hoogeveen