Zij die het woord van vrede verkondigen, zullen kinderen van God genoemd worden (Mat.5,9). De discipelen die de wereld in zouden gaan als vredestichters, zouden veel ellende moeten meemaken. Zij zouden daarmee de weg gaan die ook de Meester moest gaan.
Christus is de grootste Vredestichter. Zo is ook zijn naam. Jesaja maakte die naam bekend (Jes.9,5): de koning van alle vredestichters. Daarom zingen we op het kerstfeest over de Vredevorst die de vrede kan gebieden 'op aarde en in mijn ziel' (Gez. 26:3 LvdK). Hij kwam om onze voeten te richten op de weg van de vrede (Luc.1,79). Zo bracht Hij sjaloom tussen God en mens, en ook tussen mensen onderling. Hij brak de muur af die scheiding maakte tussen mensen. De engelen zongen in de kerstnacht over vrede op aarde. Hoe deze vredestichter is behandeld, is duidelijk. Hij werd geslagen en mishandeld, bespot en bespuwd, vals beschuldigd en veroordeeld, en gekruisigd. Omdat dat met Hem is gedaan, kunnen de zijnen niet rekenen op een andere ontvangst. Op die situatie bereidde Christus Jezus zijn discipelen voor.
Bemoediging
Jezus bemoedigde zijn discipelen in zijn zaligsprekingen (Mat.5,1-10). Hij hield hen voor dat zij toch – ondanks alles wat gebeuren zou – gelukkig zouden zijn.
De basis daarvan ligt in het werk dat Christus voor hen heeft gedaan door middel van zijn kruisiging. Door zijn sterven heeft Hij de macht van zonde en dood overwonnen. Ieder die in Hem gelooft, deelt daarin. Hij is dan met Christus verbonden. Hij is verbonden met Hem die alle aardse machten overwonnen heeft. Hij is ook verbonden met Hem die uit de doden is opgestaan. Na zijn opstanding zocht Hij zijn discipelen op, en gaf hun zijn vrede (Joh.20,21). Die vrede mogen zij op hun beurt de wereld indragen.
Zo zond Jezus hen in de wereld om vredestichters te zijn, met alle problemen die dat met zich zou meebrengen. Maar toch zouden ze gelukkig zijn. Hierin ligt hun geluk: niet dat zij voorspoed en een leuk leven hebben, maar dat God hen door het geloof zijn kinderen noemt.
Met deze troost zond Jezus zijn discipelen de wereld in. Ook al zou het stichten van vrede niet altijd gemakkelijk worden ('U zult schreien en weeklagen'), toch zouden ze heel gelukkig zijn.
Roeping
De kerk van vandaag heeft dezelfde roeping als de discipelen: vrede stichten. Wat Paulus de christenen in Korinte gebood, geldt nog steeds: U bent geroepen tot vrede (1Kor.7,15), in de kring van de familie, in de kleine kring van het huwelijk, in de kring van het gezin, en in welke andere kring ook. In een andere brief wees de apostel op de breedte van die opdracht: Houd zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen (Rom.12,18). Alle mensen dus.
Toen Jezus de desbetreffende zaligspreking uitsprak, dacht Hij – zoals eerder is gezegd – waarschijnlijk aan Psalm 34. Op dat moment – daar op die berg in Galilea – heeft misschien ook Petrus aan die psalm gedacht. In elk geval haalt de apostel deze psalm later aan in zijn eerste zendbrief. Daar citeert hij de psalm uitgebreid: wie zijn leven liefheeft en goede dagen wil zien, kan niet voorbijgaan aan het zoeken van vrede (1Pet.3,11).
Dat dit woord belangrijk is, blijkt ook uit de brief aan de Hebreeën: Jaag naar de vrede met allen (Heb.12,14). Daarmee is overigens geen goedkope vrede bedoeld. Nee, schuld moet worden beleden. Is er onvrede doordat er een misdaad is begaan, dan moet er berouw zijn en oprechte bekering. Wat krom is, moet worden rechtgemaakt. Het bewerken van deze vrede kost het een en ander. Kijk naar de vrede die door Christus tot stand is gebracht. Echte vrede is duur.
Vrucht
Om vrede op aarde te brengen, moest God zijn Zoon offeren. Vrede ontstaat – zo zien we hierin – langs de weg van het offer. Ook de discipelen zouden die weg moeten gaan, uit liefde voor hun Zender, en uit bewogenheid met zondaren. Jezus wist dat hun weg niet gemakkelijk zou zijn. Daarom troostte Hij zijn discipelen: Ondanks alles, u zult kinderen van God worden genoemd. Ieder die door het geloof aan Christus verbonden is, deelt in die weldaad. Dat je een kind van God mag worden genoemd! Het allerhoogste geluk!
Ja, dat is échte vrede, in je eigen hart. Christus werkt door zijn Geest deze vrede dan ook uit in het leven van de zijnen. Zij is een vrucht van zijn Geest. Paulus noemt deze vrucht in zijn brief aan de Galaten. De Geest laat haar groeien en rijpen. Eerst noemt Paulus de liefde, en daarna de blijdschap. Op de derde plaats vermeldt Hij de vrede (Gal.5,22). Door die vrucht is het mogelijk daadwerkelijk vredestichter te zijn. Gelukkig zijn diegenen bij wie deze vrucht groeit en die daardoor daadwerkelijk vredestichter zijn. Gelukkig zijn zij, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
D.J. Steensma, Feanwâlden