In 2020 is het 75 jaar geleden dat ons land is bevrijd van de macht van Nazi-Duitsland. Daaraan willen wij ook in ons kerkblad aandacht geven. In dit artikel een interview met Bé en Tiny Wieske uit Delfzijl.
Allebei zijn ze zes jaar wanneer de oorlog uitbreekt. Nog een paar weken en de lagere school roept. Ineens is de wereld veranderd. Vliegtuigen gaan over, vreemde soldaten nemen hun intrek in de stad. Verder gaat het begrip oorlog aan hen voorbij. Voorlopig althans. Dat wordt anders wanneer een V1 plotseling van koers wijzigt en vlakbij inslaat. Brand, dood en verderf komen dan dichtbij.
Bé en Tiny Wieske
We praten met Tiny en Bé Wieske. In de periode van herdenken wat er gebeurde vijfenzeventig tot tachtig jaar geleden halen ze herinneringen op aan hun jeugd. Bé groeide op in Nieuwe Pekela, Tiny in Almelo. Beide dus dicht aan de grens. Echt gevochten werd er niet. Nederland werd immers in korte tijd overrompeld en gaf zich over. Zeker in de grensstreek bleef het relatief rustig en zag men gelaten toe hoe de agressor de macht gewapenderwijs overnam. Bruggen in het dorp werden opgeblazen, maar niets kon de overmacht stuiten. Soms hoorde je van arrestaties, executies. Nieuwe begrippen voor een kind van zes, zeven jaar. Honger werd er ook niet direct geleden. Wel was het zo dat schoenen kapot gingen en er verder gelopen werd op klompen. Kleren moesten langer meegaan, maar daar klaagde je niet over, het was gewoon zo. De school bleef uiteraard de voornaamste dagelijkse bezigheid. Waarom was het dan toch een intensieve en indrukwekkende periode in hun leven?
Spanning
Daarvoor moeten we naar de ouders van Tiny en Bé kijken. In de verhalen van hun ouders herkenden ze veel van hun eigen jeugd. De spanning, van alles niet meer mogen omwille van de veiligheid van mensen die zomaar aan kwamen waaien. Dat gaf soms onbegrip, maar keuze was er niet. Je begreep gaandeweg steeds beter hoe gevaarlijk het allemaal was. En hoeveel risico je eigen ouders liepen. Zomaar een greep uit de talloze verhalen van beide gezinnen: In Nieuwe Pekela was er een grote groep NSB’ers, meest boeren. Dat leverde gevaar op, maar gek genoeg waren ze ook bereid voedsel te geven aan vluchtelingen. Later denk je: Wat waren ze misleid! Al in 1941 was de vader van Bé actief in het verzet. Als commandant van de regio Nieuwe Pekela had hij een vooruitziende blik. ‘Jullie kijken naar de binnenmarcherende soldaten,’ zei hij vaak, ‘maar ik kijk uit naar de terugtocht. En daar gaan we ze een handje bij helpen.’ In Almelo lag het verraad ook op de loer. Trouwens, best bijzonder: beide ouderparen waren intensief betrokken bij het verzet. Beide gezinnen waren dagelijks betrokken bij illegale activiteiten. Koeriersters, inderdaad meestal vrouwen, kwamen aan huis. Vaak vanuit het westen om de contacten met de ondergrondse in stand te houden. Door de afstanden en de spertijd bleven ze dan overnachten om de volgende morgen vroeg weer op pad te gaan met hun gevaarlijke lading. ‘Ik weet nog,’ zei Tiny, ‘dat er op een gegeven moment wel eenentwintig mensen bij ons in huis waren. Ze sliepen overal. In die tijd was er altijd angst, altijd oppassen, nooit gewoon spelen. Geen vriendjes meenemen naar huis. Dat blijft je altijd bij.’
Gevaar
‘Op een dag lag er een NSB’er verscholen in de tuin om de koerierster die bij ons in huis was op te pakken. De knokploeg van mijn vader heeft toen met drie mannen in uniform een Rode Kruisbus geritseld en zo met zwaailicht en al de ‘patiënt’ opgehaald. Ze lag ingepakt op een brancard, volgestopt met alle voedselbonnen en verboden krantjes die in huis waren. Ze werd besprenkeld met een forse hoeveelheid lysol en het ‘ambulancepersoneel’ wees iedereen erop dat er besmettingsgevaar aanwezig was. Ik moest aan iedereen vertellen, liegen dus, dat het mijn zieke tante was. Zo is ze ontsnapt en was er geen directe verdenking meer tegen de anderen. Zo werd er van alles ondernomen, ook wij als kinderen werden, zo onschuldig als we waren, ingezet voor allerlei klusjes. Soms moesten we met stapeltjes voedselbonnen in onze kniekousen ‘bezoekjes’ bij kennissen van onze ouders afleggen. Omdat ik klein van stuk was viel ik niet erg op en moest allerlei ‘boodschappen’ doen. Of buiten de omgeving in de gaten houden. Pas in de loop van de oorlogsjaren realiseerden we ons steeds meer hoe erg oorlog is. Je zag het aan de mensen die om voedsel kwamen bedelen. Kinderen die uitgehongerd om wat eten vroegen. Je hoorde de verhalen. Joden waren op een gegeven moment vertrokken. We wisten de reden niet. Pas tegen het eind beseften we de verschrikkelijke waarheid daarvan. Je merkte het ook aan je ouders en die kleine groep vertrouwden die steeds bij ons kwamen. Je zag dat ze wapens hadden. Dat maakte best veel indruk.’ Wat de ouders verder precies deden bleef vrijwel de hele oorlogstijd verborgen. Maar hun principes om voor de vrijheid te vechten, staan Bé en Tiny nog helder voor ogen. Juist nu, wanneer je bijvoorbeeld naar de beelden van de verschrikkingen in Auschwitz kijkt, is het van groot belang dat er geluisterd wordt naar de verhalen uit die tijd.
Monument in Pekel
In 1946 werd een prachtig oorlogsmonument geopend in Nieuwe Pekela. In de openingstoespraak werd al gehamerd op het gevaar van een derde wereldoorlog. Toen werd al naar Rusland als volgende agressor gewezen. Het monument eert de gevallenen en waarschuwt de nabestaanden. Toen kon het nog, om in een toespraak te belijden dat het God is die bovenal regeert. De boodschap was: besef waar mensen toe in staat zijn. Maar besef ook dat de harten van veel mensen voor elkaar open gingen. Dat er hulp werd geboden, voedsel en kleding verstrekt.
Een prachtig verhaal is de zak met verboden spullen die verstopt was onder een berg kolen. Vlak voordat er een razzia plaatsvond werd de zak verplaatst naar de overburen. Toen alles weer rustig was tikte de overbuurvrouw tegen het raam dat de zak weer opgehaald kon worden. Ze had hem maar even binnen in de gang gezet. Niemand werd verraden en het illegale werk kon doorgaan. Op zoveel plekken en door zoveel vaak naamloze mensen werd tegenstand geboden tegen het onrecht wat ons land werd aangedaan. Soms heel klein door een krantje te bezorgen. Maar ook heel heftig door gewapende overvallen op distributiecentra en gemeentehuizen. Heldhaftige vrienden die helaas opgepakt werden en naar het Scholtenshuis in de stad werden overgebracht. En we weten nu wat dat voor ellendigs betekende. En dan de bevrijding. Die hebben ze heel bewust meegemaakt. Die laatste oorlogsweken en -dagen! De bommenwerpers, die nu de andere kant op vlogen. De aftocht van de Duitsers. Het optreden van de BS, de binnenlandse strijdkrachten. Mannen en vrouwen die heulden met de Duitsers, NSB’ers, landverraders. Ze werden opgepakt, vrouwen werden kaal geschoren. Later berecht, soms vernederd. Verguisd. Nederland was weer vrij, vierde feest. Met elkaar, met de bevrijders. Fransen, Polen, Canadezen. Meerdere nationaliteiten vochten mee voor onze bevrijding. Dankbaarheid en opluchting overheerste. En toen?
Vrede
De oorlog was voorbij. Men wilde verder, wilde vergeten. Het land moest hersteld, weer opgebouwd worden. Verhalen die lang verscholen bleven door een mentaliteit van wederopbouw. Van willen vergeten. Verdriet, rouw en gemis werden weggedrukt. Maar ook als kind leerde je vooruit te kijken. Typisch de jaren vijftig en zestig. Maar de les? Hoe leren we die? Lang bleef het stil. Het onderwerp verdween wat naar de achtergrond. Ook bij de familie Wieske. Tot 2009.
Jonathan
In dat jaar werd er op de school van kleinzoon Jonathan een project gestart om het besef oorlog en vrede dichter bij de jeugd te brengen. Jonathan voegde de daad bij het woord: Met een uitgebreide vragenlijst over het onderwerp kwam hij bij opa en oma Wieske. Of ze de vragen maar even wilden beantwoorden. Natuurlijk hebben ze dat met veel liefde gedaan. Het bracht beiden weer even terug in een tijd die ze graag ver achter zich wilden laten. Pittige vragen had Jonathan. Over het concentratiekamp. Over familie die de oorlog niet overleefde. Over dromen, tja wat droom je in tijden van oorlog. Hoe ga je om met angst? En hoe tekent het de rest van je leven? Zoveel vragen en vragen achter de vragen. Lang verzwegen, ieder huisje heeft nu eenmaal zijn kruisje, niet waar?
Toekomst
Toch waren ze blij met de opening om op deze manier door te kunnen geven wat ze zo belangrijk vinden. Pas op voor populistische groepen. Pas op voor mannen met gladde praat. Pas op voor ongelijkheid, want die ontwikkelt zich in onvrede en dat is de voedingsbodem voor haat en onderdrukking. Leer de les van de geschiedenis. Leer te luisteren naar elkaar en heb respect voor elkaar. Jonathan heeft de daad bij het woord gevoegd, kijk maar op zijn trui.
Art en Janneke van der Molen, Bierum