Op maar een paar plaatsen in de Bijbel lezen we over ‘bittere kruiden’. De schrijver van Klaagliederen klaagt in hoofdstuk 3,15: Hij verzadigt mij met bittere kruiden, hij geeft me alsem te drinken in overvloed.
Toen de Israëlieten zich klaarmaakten om te vertrekken uit Egypte, kregen ze nauwkeurige voorschriften hoe ze Pesach moesten vieren, het feest van de uittocht. Ze moesten een lam of een bokje slachten en roosteren, dat moesten ze eten met ongedesemd brood en bittere kruiden. En elk jaar op de tiende van de eerste maand, de maand Nisan, moesten ze dat feest opnieuw vieren. Het is duidelijk dat deze kruiden een symbolische betekenis hebben. In Klaagliederen is het een bittere klacht van een mens naar God. Bij de uittocht uit Egypte een herinnering aan de bittere verdrukking, aan de jaren van slavernij.
Volgens de Misjna, een toelichting op de geboden en verboden uit de Thora, zijn de bittere kruiden bij het Pesachmaal: Latuw (een soort sla), chichorei, waterkers, kruisdistel en bitterkruid.
Nog steeds wordt Pesach gevierd, zowel door orthodoxe als door seculiere Joden. Ook Messias belijdende Joden vieren Pesach. De bittere kruiden bestaan tegenwoordig uit mierikswortel en latuw of radijs. De smaak van radijs kennen we wel. Denk als je die proeft ook eens aan al die mensen die in verdrukking moeten leven.
Marga Minco schreef na de oorlog het boekje ‘Het bittere kruid’. Met deze titel legt ze een verband tussen het Joodse Pesach en hoe zij als Joods meisje de bittere tijd van de oorlog en de tijd vlak daarna beleefd heeft.
Janneke van der Molen, Bierum