Dit jaar herdenken wij dat Nederland vijfenzeventig jaar geleden werd bevrijd van de macht van Nazi-Duitsland. Nog steeds zijn er onder ons die de oorlog hebben meegemaakt. De komende maanden vertellen zij ons hun verhaal. Opdat wij niet vergeten …
Deze week het verhaal van Koby Klazenga-van de Nadort, 95 jaar oud.
Koby is de dochter van een onderwijzer. Hij wordt op 1 april 1939 hoofdonderwijzer in Veenendaal. De prachtige Nieuwewegseschool aan de Nieuweweg is zijn nieuwe werkplek. Een mooie stap in zijn carrière.
Het nieuwe schooljaar is nog maar nauwelijks begonnen of er komt al een eind aan de normale gang van zaken. Het schoolgebouw kan niet meer voor het lesgeven aan de veertien klassen worden gebruikt.
Mobilisatie
Vanwege de toegenomen spanningen in Europa wordt door de regering het leger gemobiliseerd. Oostenrijk, Sudetenland en Tsjechoslowakije zijn al bij het «cursief» Reich «einde cursief» gevoegd en Hitler staat op het punt Polen binnen te vallen. Dit zou een nieuwe Grote Oorlog kunnen betekenen.
Op 28 augustus 1939 begint het Nederlandse leger met het voorbereiden van de verdediging voor een eventuele aanval. Stellingen worden verstevigd en soldaten worden getraind.
Ook de Nieuwewegseschool wordt gevorderd door de Nederlandse overheid en er worden 245 militairen ondergebracht voor vijf cent per persoon per dag. Meester Van de Nadort vindt gelukkig vervangende ruimte op verschillende locaties om toch de lessen aan de kinderen te kunnen voortzetten. Zelf heeft hij geen eigen klas; hij houdt als ambulant onderwijzer goed de leiding door dagelijks bij alle klassen langs te gaan.
Toch verwacht Nederland eigenlijk geen oorlog: er is groot vertrouwen in de neutraliteit van ons land. Dit was immers ook het geval tijdens de eerste Wereldoorlog? Helaas is die gedachte nu niet terecht.
Invasie
In de vroege ochtend van 10 mei 1940 vallen de Duitse troepen Nederland binnen. In verband met de ligging in de Grebbelinie wordt Veenendaal diezelfde dag nog helemaal geëvacueerd. Sommige inwoners vertrekken per auto en spoor richting ‘Holland’. Anderen moeten lopend richting de Rijn bij Elst (Utrecht). Daar liggen kolenschuiten klaar, die de vluchtelingen stroomafwaarts gaan brengen. De reis met de kolenschuiten duurt twee dagen en twee nachten. De schepen zijn niet schoongemaakt, waardoor de evacués er vaak zwart van het kolengruis weer uitkomen. Deze tocht over water is niet veilig, want ook daar wordt er gebombardeerd door de Duitsers. Schuilen kan niet, zéker niet onder een brug, die immers doelwit zijn. Koby herinnert zich deze angstige tocht nog goed.
De tocht over water moet worden gestaakt. Gelukkig bereiken alle mensen tenslotte met auto’s veilig gebied in de Krimpenerwaard. De familie Van de Nadort wordt ondergebracht bij een bakker in Ouderkerk aan den IJssel.
De gevechten in deze eerste dagen van de oorlog zijn kort maar zeer hevig. Het Nederlandse leger wordt jammerlijk verslagen door de Duitsers. Er zijn aan Nederlandse kant zeer veel doden en gewonden te betreuren.
De familie van de Nadort is er getuige van dat Rotterdam is gebombardeerd. Ze zien de zwarte rookpluimen die boven de grote stad opstijgen. Als na een week bekend wordt dat de gevechten zijn afgelopen, keren ze terug naar Veenendaal.
Bezetting
Pas in september 1940 kan de school weer worden gebruikt en wordt er weer les aan de kinderen gegeven. Maar meteen wordt duidelijk wat bezetting inhoudt: overheersing, censuur, onvrijheid, en door meerdere verordeningen bepalen de Duitsers de gang van zaken. Schoolboeken worden 'gecorrigeerd', Oranjegezindheid is verboden, Joden dienen te worden geweerd.
Het schoolbestuur staat onder druk van de bezetter, die dreigt met concentratiekamp en represailles onder de Veenendaalse bevolking.
In april 1944 worden de school en de schoolwoning gevorderd door de Duitsers. De kinderen moeten verder maar thuis blijven. Aan de familie Van de Nadort wordt een kleine woning toegewezen. Om toch te kunnen koken nemen ze hun tweepits gasstel mee. Maar de Duitsers komen het terughalen. Tussen twee Duitse soldaten in moet de hoofdmeester het gasstel terugbrengen. Een angstig moment als je weet dat de Duitsers onberekenbaar en dus gevaarlijk zijn. Gelukkig kan van één van de onderwijzers een eenpitsstel worden geleend, zodat er tenminste kan worden gekookt.
Het gezin Van de Nadort wordt tijdens de oorlog niet ontzien. De zes jaar oudere broer moet vechten bij Ipenburg. Koby moet haar opleiding aan de kleuterkweek staken. Ze gaat op zeker moment bij het ziekenhuis in Veenendaal werken. Koby vertelt: ‘In de oorlog ontliep je de Duitsers zoveel mogelijk. Je wist nooit als ze je te pakken hadden, wat ze van je wilden en je was blij en dankbaar als je weer veilig thuis was en alles goed was afgelopen. Zo ook een keer in het plaatselijke ziekenhuis, daar lag een man ernstig ziek en die had medicijnen nodig. Deze waren niet in ons ziekenhuis, maar moesten uit het grote ziekenhuis komen, een plaats verderop. Ik ben op weg gegaan in spertijd en moest de weg te voet afleggen; ruim een half uur lopen. Tussen de Duitsers door ben ik op weg gegaan en zij legden mij geen strobreed in de weg en ik kon mijn weg afleggen. Ook de terugweg verliep goed. Ik dankte God dat hij mij had willen bewaren.’
Zus Maartje is minder gelukkig en wordt in december 1944 opgepakt en gevangengezet in de Willem III Kazerne in Apeldoorn wegens banden met de ondergrondse. Maartje heeft in de gevangenis een verschrikkelijke tijd meegemaakt, waarvoor zij de vreselijke Duitse bewaaksters verantwoordelijk houdt. In maart 1945 wordt ze vrijgelaten. Ze wordt in Apeldoorn op straat gezet en ziet kans fietsend thuis te komen.
Ook lijdt het gezin honger, omdat er niets te krijgen en te ruilen is. Immers: hun huis en huisraad is hen afgenomen. De gaarkeuken van de overheid voorziet wel in wat erwtensoep en bij boeren kan melk worden gehaald, maar voldoende is het niet.
Capitulatie
Op 5 mei 1945 wordt in Hotel De Wereld in Wageningen over de capitulatie onderhandeld.
Hier trof de Canadese generaal Foulkes de Duitse kolonel-generaal Blaskowitz in de huidige ‘Grote Capitulatiezaal’ om te onderhandelen over de overgave, waarbij ook Prins Bernhard als bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten aanwezig was. De Duitsers bleken bereid te capituleren en daarmee werd Hotel de Wereld in Wageningen in 1945 een monument van vrede en vrijheid.
De datum 5 mei 1945 geldt voor heel Nederland als Bevrijdingsdag. Maar Veenendaal is op die dag nog bezet. Vanuit het hele land komen hier SS'ers naartoe en jagen de bevolking angst aan. De SS'ers zitten in de laatste dagen van de oorlog relatief veilig in Veenendaal. De Canadezen wilden geen troepen opofferen, omdat de oorlog in feite al gewonnen was. De SS'ers misdragen zich ernstig door overmatig drankgebruik. Door een kapotgeschoten brug wordt het de Canadezen nog verder bemoeilijkt om Veenendaal in te komen.
Zo komt het dat in Veenendaal pas op 9 mei 1945 de vlag kan worden uitgestoken.
Koby herinnert zich deze dagen goed. Ede was al vrij, maar Veenendaal niet.
‘Wat een feesten! Wat waren we gelukkig dat de oorlog voorbij was, ondanks de vele slachtoffers. Toen we allemaal weer thuis waren heeft mijn vader God gedankt, dat we allemaal gespaard waren gebleven.’
Na de oorlog
Na een schoonmaakbeurt door de 'moffenmeiden' zoals Koby Klazenga de vrouwen die met de Duitsers heulden noemt, betrekt de familie Van de Nadort weer de eigen woning.. ‘Die smerige Duitsers hadden het vol schurft achtergelaten.’ vertelt ze.
Hetzelfde geldt voor de school, omdat deze ernstig is uitgeleefd. Bovendien werd de school in de laatste dagen van de oorlog tijdens een bombardement door een voltreffer geraakt en waren ook daarvoor herstelwerkzaamheden nodig.
Het normale leven kan eindelijk weer beginnen, althans voor zover het betreft de lessen op school. Want de oorlog laat zijn sporen na. De kleuterkweek is voor Koby van de baan. Haar zusje wordt geestelijk nooit meer de oude en houdt een blijvende haat tegen de Duitsers. Zij is voor het leven getekend.
Is Koby Klazenga bang voor een nieuwe oorlog?
Ze weet zeker dat een dergelijke oorlog zoals de Tweede Wereldoorlog nooit meer zal gebeuren. Het zou nu nog véél erger zijn, allesomvattend! De wapens zijn immers zo groot en vernietigend nu.
We moeten steeds aan deze uitspraak denken, nu we midden in de coronacrisis zitten. Koby Klazenga vergelijkt zoals zovelen de situatie van nu met destijds: ‘De Tweede Wereldoorlog is niet vergelijkbaar met nu, toen vocht je tegen levende mensen en nu tegen een virus dat onberekenbaar is. Toen hadden we volle kerken en nu lege, maar wat gebleven is, nu en toen, is het bidden. Dat kunnen we altijd blijven doen.’
God blijft altijd dezelfde.
Peter en Nel Noppe, Leeuwarden