De God van Abraham, Izak en Jakob, de Koning van Israël, wil door zijn Zoon Jezus Christus onze God en Vader zijn. Hij heeft ervoor gekozen om via een Joodse Messias de heidense volken tot Zich te roepen. Dat mysterie aanbidden wij als een wonder. Samen met de apostel Paulus mogen we zeggen: Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen (Rom.11,36). Maar beseffen we wel genoeg wat dit allemaal betekent?
In het Nieuwe Testament komt de Heer Jezus nadrukkelijk naar ons toe als de Messias van Israël. De evangelist Matteüs legt daar alle nadruk op. In het evangelie naar Markus staan de Zoon des Mensen en de komst van Gods Koninkrijk centraal. In Daniël 7,13-14, eeuwen voor Jezus’ komst geschreven, lees je al over de Mensenzoon die uit Gods hand koninklijke heerschappij ontvangt. De evangelist Lucas beschrijft de lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon (Luc.1-2). In elk lied komt naar voren dat de Messias heil brengt voor Israël én de volken. Ook het evangelie naar Johannes laat zien dat de Messias naar zijn eigen volk is gekomen om het te verlossen. De Zoon gebruikt keer op keer de Naam van de Vader in de zogenaamde ‘Ik ben’-uitspraken.
Joodse Jezus
Hebben wij Jezus niet te ‘christelijk’ gemaakt? Er is maar één Redder en dat is de Joodse Jezus: geboren uit een Joods meisje, ter wereld gekomen in Bethlehem, de stad van David, naar Joods gebruik besneden op de achtste dag na zijn geboorte, opgegroeid als Joodse jongen in Nazareth, op twaalfjarige leeftijd meegenomen naar de tempel in Jeruzalem, het huis van zijn Vader.
Als Jezus zijn bediening in het openbaar begint, zien we dat Hij een trouw bezoeker van de synagoge is waar Hij spreekt, dat Hij de Joodse Schriften ademt, dat Hij de Joodse gebruiken volgt, dat Hij eerbied heeft voor de Wet van Mozes (Mat.5,17-19), en dat Hij uit de geloofsbelijdenis van Israël leeft (Deut.6,4, Mar.12,29). Tot aan zijn dood heeft Jezus de Joodse feesten meegevierd.
Het is aan ons om het Joodse karakter van Jezus niet te negeren, maar juist beter te leren begrijpen. Waarom zei Hij als Jood wat Hij zei, en waarom deed Hij als Jood wat Hij deed? Door de Joodse achtergrond van Jezus’ leven en werken te onderzoeken, gaan we de Bijbel beter begrijpen.
Antisemitisme
Helaas heeft de kerk vaak het tegenovergestelde gedaan. In het verleden hebben kerkvaders, pausen en reformatoren zich antisemitisch uitgelaten. Maar al te vaak zijn Joden door de kerk mishandeld en verbannen, vervolgd en vermoord. En hadden de Nazi’s niet ‘Gott mit uns’ op hun koppelriemen staan? De verschrikking van de holocaust, waarin zes miljoen Joden werden vermoord, staat niet los van wat er door de eeuwen heen in kerken is geleerd. In Jezus’ Naam is het Joodse volk verschrikkelijke dingen aangedaan. Daarvoor kunnen en mogen we onze ogen niet sluiten. Juist in een tijd waarin het antisemitisme weer oplaait, moet de kerk zich krachtig uitspreken tegen elke vorm hiervan! Doen wij dat?
Houding
In het licht van alles wat er door de eeuwen heen gebeurd is, past het ons om nederig om te gaan met het uitverkoren volk van God. Ons deputaatschap kerk en Israël neemt hierbij de drieslag ‘luisteren, dienen en getuigen’ als uitgangspunt. Als gelovigen uit de volken mogen wij, samen met Israël, luisteren naar de Schriften. Zodoende kunnen we van en met de Joden leren. Laten we niet vergeten dat ‘onze’ Bijbel voor driekwart uit het Oude Testament bestaat, de Joodse Tenach.
Vervolgens is dienen op z’n plek. Denkend aan het voorbeeld dat Jezus ons in de voetwassing heeft gegeven, is het zaak om juist tegenover Gods volk dit voorbeeld te volgen (Joh.13,1-17). De Heiland heeft ons geleerd dat zijn volgelingen aan hun liefde te herkennen zijn (Joh.13,35).
Luisterend en dienend mogen we komen tot een getuigenis van Gods trouw, liefde en genade door Jezus (Hand.4,12). Daarbij is wel het besef nodig dat het getuigenis aan Gods volk anders klinkt én anders werkt dan zending onder de andere volken. Van geen enkel ander volk kan immers gezegd worden dat zij de wortel is die ons draagt (Rom.11,18). Vertelt het boek Handelingen niet dat Paulus zijn evangelieverkondiging in de synagogen begon voordat hij naar de marktpleinen ging?
Zegenen
Ten slotte wil ik nog aandacht vragen voor de belofte die God aan Abraham gaf: ‘Ik zal zegenen wie jou zegenen’ (Gen.12:3). Gelukkig is er in de Kerk altijd een ‘onderstroom’ geweest die in liederen en gebeden zegen over Gods volk uitsprak. Zal die beweging in onze tijd een ‘bovenstroom’ worden? Het gebed voor Gods volk Israël wordt nog zo vaak vergeten in onze kerken. Omdat God trouw aan zijn volk is, mogen wij trouw zijn in onze gebeden voor zijn oogappel, zijn ‘eerstgeboren zoon’ (Ex.4:22).
Christenen willen Christus volgen. Hij bad trouw met en voor zijn volk. Wat doen wij? Laten wij het volk van Abraham, Izak, Jakob, David én Jezus zegenen in onze huizen en kerken. Laten wij -samen en alleen- bidden om de vervulling van alle beloften die de HEER aan zijn volk heeft gedaan. Op grond van die beloften hebben wij hoop en verwachting. Er is toekomst voor Gods volk, want de HEER maakt zijn Woord waar! Om zijn trouw aan Israël én de volken is Hij het waard onze lofprijzing, aanbidding en dankzegging te ontvangen.
Lieuwejan van Dalen, Hoogeveen
Ds. L. van Dalen is lid van het deputaatschap kerk en Israël