Als opvoeder van tieners, denk ik natuurlijk veel na over geloofsoverdracht. We willen onze jongeren graag binnenhouden, zowel binnen de kerk met een grote K als binnen onze kerk. En we willen jongeren van buiten de kerk binnen krijgen. Maar je zit met die kloof tussen kerk en cultuur die gewoon lastig te overbruggen is. Kerken vergaderen en experimenteren wat af, allemaal om de drempel maar iets te verlagen.
Voor je het weet zit je in de kerk met het vaste groepje ouwe mensjes, die lichtelijk verward een heel ingewikkeld modern lied zingen, begeleid door een YouTube-video met daarop een hossende menigte jongeren, geprojecteerd op een brokkelige muur naast de twaalfde-eeuwse muurschilderingen met een beamer die wankelt op een stapel liedboeken, allemaal in de hoop dat het de tieners aan zal spreken. Mijn kinderen, doorgaans de enige aanwezige tieners, zitten er met kromme tenen bij. Zij zingen veel liever ‘Be Thou My Vision’, want dat lied komt tenminste ook uit de twaalfde eeuw en past beter bij het geheel. Bovendien kan iedereen dat gewoon meezingen, ook zonder YouTube. En het eindigt niet in een joelend applaus, waarbij de oudjes elkaar wat ongemakkelijk aankijken, totdat de geluidsman van dienst er tot ieders opluchting een abrupt einde aan maakt ergens halverwege het vijfde ‘Oh Yes Jesus, we praise You Lord!’ van de zangleider. Onlangs stond er in Christianity Today een ontroerend verhaal over meisjes van Chibok. Een aantal van deze meisjes waren na drie jaar gevangenschap in een terroristenkamp van Boko Haram vrijgelaten. Zij vertelden hoe ze die tijd waren doorgekomen. Niet alleen hadden ze het overleefd, ze hadden ook vastgehouden aan hun geloof. Een godswonder, als je leest wat ze allemaal door moesten maken. Graag zou ik willen praten met de leiders van de kerk van deze meisjes. Hoe hadden ze deze kwetsbare tienermeisjes gevormd tot christenen met een geloof zo rotsvast dat Boko Haram met mishandeling, verhongering en dreigementen hen niet klein kreeg? Wie had hun geleerd dat de Bijbel zo belangrijk was, dat je die mee moest grijpen als een groep terroristen met machinegeweren je kwam kidnappen? Wie had hen overtuigd dat het het risico waard was om die Bijbel een kamp vol jihadisten binnen te smokkelen? Wie had hun dat lied leren zingen, dat Gods kinderen niet buigen voor het kwaad? Waar hadden ze opgepikt dat als je lijdt, je troost kunt vinden in het boek Job, een boek dat ze uit hun hoofd hadden geleerd in het gevangenkamp? Hoe wisten ze dat ze moesten blijven zingen, al is het met je gezicht op de grond zodat je bewakers het niet horen? Hoe wisten ze dat samen fluisterend bidden je angst voor de vijand weg zou nemen? Ergens in hun christelijke opvoeding hadden ze geleerd de krachtbronnen aan te boren waar de heiligen van alle tijden uit geput hebben: gebed, gemeenschap, het lied en het Woord. Misschien onderschatten we hoeveel kracht daarin ligt.
Franscisca van Dalen, schrijfster, woont in Groot-Brittanië
Overgenomen uit ND 7 juli 2021