In het vorige artikel is aangegeven dat het verbod op doodslag betekent dat je niet wederrechtelijk iemand het leven mag benemen. Dat houdt dus in dat er geen absoluut verbod op doden is. Doden kan gerechtvaardigd zijn.
God heeft in zijn gevallen wereld noodordeningen gegeven. Dat zijn ordeningen die noodzakelijk zijn om het kwaad in de wereld in te dammen. Dit kwaad kan een oorlog rechtvaardigen.
Op grond van dit gebod kun je dus niet zeggen dat een christen een pacifist moet zijn. Het gebod verbiedt het wederrechtelijk doden van de naaste. Het woord dat in de grondtekst wordt gebruikt voor doodslag, wordt nooit gebruikt voor oorlogshandelingen.
Doodstraf
Ook verbiedt dit gebod geen doodstraf. Volgens het Oude Testament staat op diverse overtredingen van de wet van God de doodstraf. De vraag is wel of deze straf altijd in het oude Israël heel strikt is toegepast bij elke overtreding waarvoor deze sanctie was voorgeschreven.
Zo stond bijvoorbeeld op echtbreuk de doodstaf, zowel voor de man die het huwelijk van zijn naaste breekt als voor de vrouw met wie de desbetreffende daad is begaan. In de Bijbel lezen we echter niet dat iemand op grond van echtbreuk is gedood. Sommigen twijfelen er dan ook aan of deze straf ooit is toegepast.
In Jeremia 3 lezen we over het volk van God dat overspel heeft gepleegd met andere goden. Dan staat er niet dat dit overspelige volk wordt gedood. Dat zou je verwachten als op overspel de doodstraf staat volgens de wet van Mozes. Nee, we lezen dan dat het volk een scheidingsakte krijgt en wordt weggestuurd.
Wat wel zeker is dat het zesde gebod ruimte laat voor de doodstraf. Dit gebod verbiedt strikt genomen alleen het wederrechtelijk benemen van het leven. Dat betekent dat doden wel geoorloofd is voor wie daartoe het recht heeft. In de voortgang van de geschiedenis van het oude Israël bleek dit een bevoegdheid van de leiders van het volk. Zij spraken recht in de poort.
Allerlei overtredingen konden reden zijn voor de toepassing van de doodstraf, zoals het slaan of vervloeken van ouders (Ex.21,15.17), mensenroof (Ex.21,16) en ernstig onverantwoordelijk gedrag, bijvoorbeeld het onbewaakt laten van een stotig rund dat iemand dodelijk treft (Ex.21,29). Ook kan worden gedacht aan onzorgvuldigheid bij de bouw van een huis. Als door het ontbreken van een reling op een plat dak een dodelijk ongeluk plaatsvindt, treft de eigenaar van het huis bloedschuld (Deut.22,8). Zijn onverantwoordelijke bouw wordt hem zwaar aangerekend.
In totaal zijn er zo'n dertig misdrijven waarop volgens het Oude Testament de doodstraf staat. Deze misdrijven hebben betrekking op het schenden van de eer van God, op ongeordend seksueel verkeer, op de aantasting van gezag en van persoonlijke vrijheid. Het zijn allemaal zaken die diep ingrijpen in een mensenleven.
Vrijstad
God heeft echter aan het oude Israël geen strafmaat bepaald die vanzelfsprekend geldt voor elke daad waarbij een dodelijk slachtoffer valt. Er is verschil in omstandigheden. Het doden van een naaste kan opzettelijk gebeuren maar ook onbedoeld. In dat laatste geval heeft God voor een escape gezorgd, een ontsnappingsroute.
Exodus beschrijft zo'n geval waarbij er geen opzet in het spel was, maar iemand per ongeluk een slachtoffer maakte. Of zoals Mozes zegt, dat God het zijn hand deed overkomen (Ex.21,13). Dat kan bijvoorbeeld gebeuren bij het houthakken, als het ijzer van de steel schiet en iemand dodelijk raakt (Deut.19,5). In dat geval kan de desbetreffende persoon vluchten naar een vrijstad. Zo kan hij ontkomen aan wraakzuchtige familieleden van het slachtoffer. Hij zal dan als zijn leven hem lief is moeten blijven wonen in die vrijstad tot de dood van de hogepriester. Daarna kan hij naar zijn familiebezit terugkeren (Num.25,9-34) en zal hij niet meer door wraak worden getroffen.
Wie echter zijn naaste met opzet heeft gedood en zo misdadig heeft gehandeld tegenover zijn naaste, heeft echter geen recht op bescherming. Ook als hij zich aan de hoornen van het altaar vastgrijpt, ontkomt hij niet aan zijn straf (Ex.21,14). Als iemand uit haat zijn naaste heeft gedood, staat het oordeel vast. Haat kan leiden tot doodslag. Ook hebzucht trouwens kan daartoe leiden. Denk aan wat Achab deed om de wijngaard van Naboth in bezit te krijgen. Dat was niet anders dan moord. Zo ook wat David deed met Uria. Moord was voor David een wapen om zijn eigen hartstocht, de hebzucht van zijn zondig begeren, te kunnen bevredigen.
Onherroepelijk
De oudtestamentische bepalingen over doodstraf staan echter ver af van wat in onze cultuur praktijk is. Ons land kent de doodstraf niet meer. De reden voor afschaffing daarvan is onder meer dat deze straf onherroepelijk is. Bij een vergissing is geen herstel meer mogelijk. Uit de geschiedenis van het strafrecht in bijvoorbeeld de Verenigde Staten blijkt dat er fouten zijn gemaakt en onschuldigen zijn veroordeeld tot deze straf. Daarbij hebben ook aanklagers en jury's niet altijd een even faire rol gespeeld. Vooral niet als een witte jury een oordeel moest geven over een zwarte verdachte. Ook het recht kent onrecht.
Een andere reden voor de afschaffing van de doodstraf in ons land is dat er meer oog is gekomen voor psychiatrische factoren waardoor iemand een halsmisdaad heeft gepleegd. Iemand die lijdt aan een psychiatrische stoornis, is niet (volledig) toerekeningsvatbaar. Bovendien moet ook rekening worden gehouden met factoren die iemand hebben gemaakt (of: misvormd) tot een potentiële dader. Menig crimineel is verknipt geworden door wat hij in zijn jeugd heeft gezien, meegemaakt en geleden. Het uitvoeren van de doodstraf na een ernstige misdaad sluit dan elk nieuw begin uit. Andere vormen van straf geven de mogelijkheid om in elk geval een poging te doen tot het werken aan een nieuw begin.
(Wordt vervolgd)
D.J. Steensma, Feanwâlden