n.a.v. Hebreeën 11
Ken je Tijl Uilenspiegel?
Volgens de volksverhalen was Tijl Uilenspiegel een deugniet die - vrij als een vogel -
in de zestiende eeuw door de Nederlanden en Duitsland trok.
Iedereen die hij tegenkwam hield hij voor de gek met zijn streken. Of Tijl Uilenspiegel echt geleefd heeft, is nog maar de vraag. De eerste verhalen rond deze kwajongen verschenen rond 1500 in Duitsland. Herman Bote, stadsklerk van Brunswijk, schreef een aantal grappige anekdotes over
een persoon genaamd: ‘Adyl Ulenspeghel’.
Wellicht is hij de geestelijke vader van deze Middeleeuwse grappenmaker.
Tijl Uilenspiegel: Zijn naam verklaart zijn talent om de mensen voor de gek te houden. Je moet namelijk weten dat in de Middeleeuwen de uil nog het symbool was van domheid. Vergelijk het maar met ons woord: uilskuiken. En in Vlaanderen kennen ze de uitdrukking: ‘t Is nogal een uil, ‘t is nogal een domkop. En op de schilderijen van Jeroen Bosch is vaak bij domme personen een uil te zien, las ik ergens. Een spiegel is een voorwerp waarin mensen zich zien zoals ze zijn: Zo dom als een uil! Tijl Uilenspiegel houdt de mensen van zijn tijd een spiegel voor en laat hen, zonder
enige schroom, zien wie we werkelijk zijn.
Op een zekere dag had Tijl Uilenspiegel een koord gespannen van het dak van het stadhuis naar de trans van de kerktoren er tegenover. Zoals gebruikelijk in kleine steden, lag zowel de kerk als het stadhuis aan een marktplein. Hoog over dit plein liep dus een strak koord. Maar voordat Tijl Uilenspiegel zijn kunsten als koorddanser ging vertonen, nam hij plaats op het bordes van het stadhuis. Hij vroeg het samengestroomde publiek: ‘Mensen, geloven jullie dat ik over dit koord
kan lopen?’ ‘Schiet maar op’, zo was de reactie. ‘Laat maar zien. Dat geloven we.’
‘Maar’, zo sprak Tijl Uilenspiegel, ‘geloven jullie ook dat ik met een kruiwagen over dit koord kan lopen?’ ‘Natuurlijk,dat geloven we. Laat maar eens zien.’
‘En als er nu eens een man in die kruiwagen zat, zou ik dan ook, samen met die man, heelhuids aan de overkant komen?’
‘Natuurlijk,’ zeiden de mensen, ‘we geloven, dat je ook met een man in die kruiwagen
veilig aan de overkant komt. Laat nu maar eens zien.’
‘Wel,’ sprak Tijl Uilenspiegel, ‘dat geloven jullie, maar wie gaat er nu in die kruiwagen
zitten?’
Zie je het voor je?
Geloven in de kruiwagen, heet dit verhaal.
Je voelt wel hoe het verhaal afloopt. Toen Tijl Uilenspiegel de mensen vroeg om plaats te nemen in de kruiwagen, kwam er natuurlijk niemand.
En daarom ging de voorstelling niet door.
Ik vertel dit verhaal om je duidelijk te maken, wat geloven is.
Geloven is: je durven toevertrouwen aan. Misschien herken je net als ik dat gevoel.
De toekomst lijkt je onzeker, een gapende afgrond. Je weet niet hoe je verder moet.
Geloven is dan: je durven toevertrouwen aan! God heeft een lijn over de afgrond van, laten we maar zeggen, de toekomst gespannen.
En als wij in Zijn kruiwagen gaan zitten, dat wil zeggen: als wij ons aan deze God
durven toevertrouwen, dan mag je zeker zijn van een veilige aankomst. Jezelf met huid en haar aan Hem toevertrouwen, ook wanneer jezelf niet meer weet hoe het verder moet, dat is geloven.
Wil je voorbeelden uit de Bijbel?
Ik denk aan Abraham, aan Noach, aan Maria, de moeder van de Heer Jezus, aan
Petrus, aan Johannes en aan Paulus.
Mensen zoals jij en ik die een onzekere toekomst tegemoet gingen. Zij durfden zich aan God toe te vertrouwen. En hun geloof werd niet beschaamd.
Zij geloofden in Gods ‘kruiwagen’!
ds. Jan K.C. Kronenberg, Leeuwarden