In veel kerken hangt aan de kansel of ligt gedrapeerd over de liturgische tafel een kleed (antependium) dat in de loop van het jaar een paar keer van kleur verschiet. Dat is geen mirakel. De betreffende kerken blijken te beschikken over meerdere kleden die er vrijwel hetzelfde uitzien, maar verschillend van kleur zijn… Af en toe worden de kleden verwisseld.
Kale muren in het wit
Deze kleurrijke afwisseling is er niet altijd geweest in protestantse kerken van gereformeerde komaf. De calvinistische reformatie heeft met de beelden ook de taal van de kleuren uit de kerk verwijderd, of er in ieder geval geen aandacht aan gegeven. In veel eeuwenoude Nederlandse kerkgebouwen zijn de muren wit en kaal. Toch is in veel van die kerken onder die witte bepleistering meer kleur te bekennen. Het wit aan de muren is vaak aangebracht nadat de kerk was overgegaan naar de reformatie. Bij restauratiewerkzaamheden wordt de pleisterlaag veelal niet meer opnieuw aangebracht. Want bij het verwijderen van de witte laag zijn vaak muurschilderingen tevoorschijn gekomen die al in de vroege Middeleeuwen zijn aangebracht. Protestanten zijn vandaag de dag wat minder allergisch geworden voor beeldende kunst in de kerk. De muurschilderingen worden intact gelaten en met trots getoond aan het publiek.
De taal van wit en zwart
Nu lijkt het wat bot van de toenmalige protestanten dat ze de hele ruimte wit hebben gekalkt. Maar wit is wel een kleur die in de Bijbel een positieve betekenis heeft. De deelnemers aan de hemelse eredienst dragen witte gewaden, teken van de verlossing door het bloed van Christus, Openbaring 7, 9.14. Wit is de kleur van reinheid en toewijding aan God, Openbaring 3, 4. Ook in het Oude Testament komen we die kleur tegen als een positief teken, Prediker 9, 8; Jesaja 1, 18. Op muurschilderingen zien we degenen die ons in de dood zijn voorgegaan, gekleed in witte kleren. Tertullianus schrijft: 'Omdat de dood van een mens zijn ingaan in de hemel is, is het niet passend zwarte kleren te dragen, daar hijzelf witte gewaden draagt.'
Deze zin van Tertullianus verraadt dat voor hem de kleur zwart negatief geladen is. Zwart wordt geassocieerd met de dood, maar hij wil juist dat alles spreekt van leven. In dat licht wenste de overgrootmoeder van koning Willem-Alexander, prinses Wilhelmina, dat de dominante kleur op haar begrafenis wit zou zijn. Dat was opzienbarend.
De negatieve associatie die zwart oproept, komt ook in allerlei uitdrukkingen naar voren. De uitdrukking 'een zwart gat' geeft iets onheilspellends aan, iets wat we niet in de vingers hebben. Zwart staat voor somberheid, voor vuil en vies.
De zwartepietendiscussie maakt het op zijn zachtst gezegd problematisch om op deze manier te spreken. Het onderschrift bij een afbeelding van wellicht de eerste zwarte predikant, Jacobus Elisa Johannes Capitein (1717-1747), illustreert dit.
Aanschouwer, zie deez' Moor! Zijn vel is zwart, maar wit
zijn ziel, daar Jesus zelf als priester voor hem bidt.
Hij gaat Geloof, en Hoop, en Liefde aan Mooren leeren,
opdat zij, witgemaakt, met hem het LAM steeds eeren.
De zichtbare kant van de liturgie
In de loop van de tijd is er in de kerken van de reformatie meer aandacht gekomen voor de zichtbare kant van de liturgie. Om eens iets te noemen: een kruis in de kerk is maar niet een lang stuk hout met een kortere lat die daar dwars op bevestigd is. Het kruis in de kerk is een symbool dat verwijst naar Hem die verhoogd is aan een kruis. Alles wat tijdens de liturgie in de ruimte van de kerk gezegd en gedaan wordt, spreekt van de gekruisigde en opgewekte Heer.
Zo zijn in de loop van de tijd ook kleuren een rol gaan spelen als symbool. Ze roepen iets op en verwijzen naar iets. Kleden op de liturgische tafel of vanaf de kansel en stola's bij liturgische gewaden spreken met hun kleur een eigen taal. Ze vertellen zichtbaar in welke tijd van het kerkelijk jaar we ons bevinden en wat voor die dag of periode kenmerkend is.
De taal van kleuren moet je leren
In het algemeen hebben bepaalde kleuren betekenis gekregen die vrijwel door iedereen wordt herkend en aanvaard. Sommige kleuren worden gekoppeld aan seizoenen. Roodbruin roept bijvoorbeeld de herfst op. Groen doet denken aan de lente waarin nieuw leven ontluikt.
Zoals elke taal, moet ook de eigen taal van kleuren in de kerk geleerd worden. Er is alles voor te zeggen om daar ook in de catechese aandacht aan te besteden. Dat wit en zwart verschillend van karakter zijn en verschillende sferen oproepen, is vrijwel voor iedereen duidelijk. Maar ook andere kleuren hebben een eigen karakter en roepen een sfeer op die daarbij past.
Toen ik eens als kerkganger bij een huwelijksdienst een paars kanselkleed zag, voelde ik dat haast tot in het diepst van mijn ziel. Het schuurde. De koster en de voorganger hadden waarschijnlijk geen flauw idee dat dit niet klopte. Maar stralend wit zou beter hebben gepast. Een bruiloft is immers een feest. De kleur rood had ook gekund, als kleur van de vurige liefde. Maar paars is de kleur van boete, inkeer, bezinning. Dat was op dat moment niet passend. De zichtbare kleur was in strijd met het feestelijke karakter van de samenkomst.
Het karakter van de verschillende kleuren
In de kerk spreken kleuren dus een eigen taal. Ze zijn sterk gekoppeld aan wat er in een bepaalde periode van het kerkelijk jaar vanuit de Schriften aan de orde komt.
Kleuren van het kerkelijk jaar
De volgende kleuren spelen in de kerk een rol.
Wit - duidt op feestelijkheid, reinheid, licht.
Rood - kleur van vuur als heenwijzing naar de heilige Geest. Het kan ook wijzen op het bloed van martelaren.
Paars - kleur van ingetogenheid, boete, berouw, bezinning.
Groen - kleur van hoop, groei en toekomst.
Roze - een mengkleur tussen wit en paars
Zwart - kleur van het diepste verdriet waarbij alle licht ontbreekt. Deze kleur wordt vrijwel niet meer gebruikt.
In de loop van eeuwen is er voor elke zondag een samenhang van schriftlezingen gegroeid die zijn terug te vinden in allerlei lezingenroosters. Verder zijn er ook aanwijzingen voor de te zingen psalmen en liederen. De eerste psalm bepaalt vaak het karakter van de zondag.
Vanuit de thema's die vanuit de Schriften aan de orde komen is het kerkelijk jaar samen te vatten in drie kringen. Deze kringen hebben elk een eigen karakter en dus ook een kleur die bij dat karakter past. Het gaat om de Kerstkring, Paaskring en de zogenaamde feestloze tijd van het jaar.
Kerstkring
Het kerstfeest gaat niet terug op een bestaand joods feest. Keizer Aurelianus heeft in 274 in Rome het feest van de zonnecultus ingevoerd. Dat werd gevierd op 25 december. De dagen worden dan weer langer. De zon klimt hogerop. Later werd die datum om symbolische redenen door christenen overgenomen om de geboorte van Christus te vieren, de Opgang uit de hoogte (Luc. 1,78).
Nu wordt een feest altijd voorbereid. Aan het kerstfeest gaan vier zondagen van Advent (adventus = komst) vooraf als een soort voorbereiding. De voorbereidingstijd heeft de bedoeling om onze aandacht te richten op het feest dat we verwachten. De lezingen van die zondagen belichten verschillende aspecten van dat verwachten. Ze roepen ook een bepaalde bezinning op, want de komst van de Heer was wel nodig om ons leven terecht te brengen. Dat bezinningskarakter of boetekarakter komt uit in de kleur paars. De derde zondag kan een wat andere kleur krijgen. Deze zondag heeft de naam 'Gaudete' (Verheugt u) gekregen, naar de Latijnse beginwoorden van Filippenzen 4,4. Iets van de vreugde van het komende feest straalt al wat door in de derde adventszondag. De kleur kan dan roze zijn. Maar in de praktijk heeft deze zondag vaak ook de kleur paars.
Vanaf 25 december blijft de kleur wit tot aan Epifanie (verschijning) dat in rooms katholieke kring ook wel Driekoningen wordt genoemd. Op dat feest (6 januari) klinkt Matteüs 2,1-12, het verhaal van de wijzen uit het Oosten. Als 6 januari niet op een zondag valt, wordt het gevierd op de zondag daarvoor. De kleur wordt hierna groen tot aan de zogenaamde Aswoensdag.
Paaskring
Op Aswoensdag begint de zogenaamde Veertigdagentijd die zes zondagen telt. Het getal veertig is symbolisch. Het verwijst naar o.a. de veertig jaar die Israël door de woestijn trok, de veertig dagen waarin Jezus in de woestijn verbleef en verzocht werd door de duivel. De gewoonte om aan het paasfeest zeven lijdenszondagen vooraf te laten gaan, is van later datum en een typisch Nederlands gebruik. Waarschijnlijk was dat bedoeld om het carnaval tegen te gaan.
In de Veertigdagentijd geldt zeker ootmoed, inkeer, bezinning. De liturgische kleur is dan ook paars. Maar ook hier is er weer een zondag, de vierde, die een lichtere kleur kan hebben. De Latijnse naam van deze zondag is 'Laetare', d.i. 'Verheugt u', het eerste woord van Jesaja 66,10 dat aan het begin van de dienst klinkt.
In de Stille of Goede Week is het zogenaamde Paastriduüm: Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Stille Zaterdag uitlopend op de Paasnacht. Het voert te ver om in te gaan op wat er aan lezingen en bijzonderheden plaatsvindt op deze dagen, hoewel dat wel de kleur bepaalt. Witte Donderdag is wit. De voetwassing speelt hier een rol. Goede Vrijdag is paars of rood. Met Pasen is de kleur wit. Op de zondagen daarna bevinden we ons in de zogenaamde paastijd. Deze feesttijd heeft uiteraard wit als kleur en wordt afgesloten op de vijftigste dag van Pasen, het pinksterfeest. Dan is de kleur rood. De zondag na Pinksteren wordt wel Trinitatis genoemd. De drie-enige God heeft zich geopenbaard. Als daar aandacht aan wordt besteed, is de kleur wit of rood.
De zondagen daarna en bijzondere dagen
De kleur van deze zondagen na Pinksteren, of na Trinitatis, is groen. De laatste zondagen van het kerkelijke jaar staan in het teken de wederkomst van Christus.
Naast de (feest)tijden van het kerkelijk jaar zijn er ook andere dagen die een bijzonder karakter hebben. Bij de bevestiging van ambtsdragers is de kleur rood. Bij een huwelijk kan wit of rood de kleur zijn. Als een belijdenisdienst is rood passend, tenzij deze dienst op Pasen valt. Dan prevaleert de kleur wit. Tijdens een uitvaartdienst kan de kleur paars of wit zijn. Dat hangt af waar de nadruk op valt. Als de omstandigheden aanleiding geven tot overwegende droefheid, is paars een goede kleur, anders wit als verwijzing naar Pasen.
Tot slot: Guido Gezelle dichtte ooit: 'Mij spreekt de blomme een tale.' In de kerk zou je kunnen zeggen: 'Mij spreken kleuren een tale.' Elke kleur roept iets op van het evangelie dat veelkleurig is. Maar zoals elke taal moet ook deze taal wel worden geleerd. Anders zeggen kleuren je niets.
Jan Groenleer, Leiden