‘Lies, help je even mee de boodschappen opruimen?’ Moeder staat bij de deur met een uitpuilende krat in haar handen. ‘Ja, ik kom er aan!’, roept Lies terug. Wat zal mama allemaal gekocht hebben? Altijd weer een verrassing en vooral zo vlak voor kerst, denkt Lies. Samen beginnen ze de boodschappen uit te pakken, de hele auto puilt uit. Afbakbroodjes, verschillende soorten kaas, sausjes, chips, toastjes, een rollade en groente, heel veel groente. Tomaten, pompoen, sla, witlof en komkommers. ‘Wow, mam, hoeveel mensen komen er eten? Is dit allemaal voor kerst?’
Na een aantal keer heen en weer gelopen te hebben is de auto leeg en staat de keuken vol. Morgen is het eerste kerstdag en komen opa en oma bij hen kerst vieren. In de kamer staat een mooie kerstboom, haar broertjes, Gijs en Stijn, hebben de boom versierd. Verder ziet het huis er ook mooi uit. Gezellige kerstbakjes, lampjes overal en natuurlijk wat kaarsen. Lies kan er wel van genieten, het is buiten toch zo donker deze dagen, dan zijn al die lichtjes extra gezellig.
‘Lies! Gijs! Stijn! Komen jullie uit bed? We moeten over een uur naar de kerk!’ Vader staat onderaan de trap en roept naar boven. Snel schiet Lies uit bed, nog een uur! Dan moet ze nog opschieten ook. Haar kerstoutfit ligt al klaar op de stoel, een mooi zwart jurkje en een panty met glitters en haar nieuwe laarzen. Ze draait even een rondje voor de spiegel. Ja, mooi!
De rest zit al aan tafel te wachten, allemaal in mooie kleren. Gijs heeft een zwart giletje aan en Stijn een echt colbertje, het zijn zo echte meneertjes. De afbakbroodjes liggen klaar en er staan een paar mooie kaarsen op tafel. Papa bidt en dankt dat ze vandaag het Kerstfeest mogen vieren. Tijdens het eten is het een gezellige chaos. Gijs en Stijn zijn aan het smeren met de jam en moeder zegt steeds: ‘Pas op voor je mooie kleren.’
Na het ontbijt is het dringen bij de badkamer en haasten naar de kerk.
Net op tijd lopen ze de kerk in. De kerk is zo vol als nu mag. Tussen de rijen is steeds wat ruimte overgelaten, zodat er overal anderhalve meter tussen zit. Wauw, dat is wel wat anders dan vorig jaar, denkt Lies, toen zaten we met kerst allemaal thuis en keken we de dienst op de tv. Het orgel zet in en de gemeente zingt: ‘We trekken in een lange stoet op weg naar Bethlehem.’ Het galmt door de kerk.
Lies kijkt om zich heen, iedereen zingt uit volle borst. Zouden er meer mensen denken aan de dienst van vorig jaar? Toen het zo stil was, iedereen in zijn eigen huis met zijn eigen familie? Kijk, daar zit mevrouw Otten. Ze is al 89 jaar maar komt nog steeds altijd naar de kerk. Wat moet haar kerst vorig jaar stil zijn geweest... Nu zitten haar kinderen en kleinkinderen in de bank en Lies ziet dat mevrouw Otten straalt. De dienst gaat verder, de dominee leest Lucas 2 en ze luisteren naar de preek. Een pasgeboren kind in een doek gewikkeld. Wat blijft het toch bijzonder dat God zelf naar ons kwam, als zo’n kleine baby. Achterin de kerk huilt een kleine baby. Tjonge, denkt Lies, de Here Jezus was ook gewoon zo’n kleine baby, wat bijzonder!
Als laatste lied wordt het ‘Ere zij God’ ingezet. Normaal is Lies niet zo snel onder de indruk in de kerk, maar deze dienst doet haar toch wel wat. Vooral het grote verschil met vorig jaar. Toen met z’n vijven op de bank voor de tv, nu met zo’n honderd mensen in de kerk. Het is nog lang niet zoals vroeger, maar toch…
Thuisgekomen duikt moeder gelijk de keuken in. Ze heeft een taart gemaakt. Zo’n lekkere, met extra veel appels en rozijnen. Gijs en Stijn gaan op de grond zitten en met hun Lego spelen, vader loopt rond om alle lampjes aan te doen. De lampjes in de kerstboom, bij het raam, buiten en als laatste de kerstster. Lies staart naar buiten. Overal in de straat zie je lampjes, heel veel huizen zijn versierd. Je merkt dat de mensen op zoek zijn naar licht in deze donkere dagen. Het ziet er zo sfeervol uit, prachtig!
Daar komt moeder aan met de appeltaart en de koffie. Ondertussen gaat de bel. Opa en oma zijn er! Precies op tijd voor de taart. Zo zit de familie met elkaar in de woonkamer, gezellige lichtjes om zich heen en een heerlijke appeltaart op schoot.
Maar dan wordt het ineens donker! Alle lichtjes zijn in een klap uit. ‘Hè, wat is dat nou?’, vraagt vader zich af. ‘zouden de stoppen doorgeslagen zijn?’ Hij kijkt in meterkast maar alles ziet er goed uit. Ondertussen heeft Stijn een kleed gepakt en over zich heen gegooid: ‘Boe, ik ben een spook!’ Zo loopt hij met zijn handen voor zich uit door de kamer. ‘Boe, boe!’ Gijs rent gierend van het lachen voor hem weg: ‘Help, help! Een spook!’ Maar ze zijn zo aan het rennen dat ze helemaal niet uitkijken. ‘Pas op, voor het snoer!’, roept mama nog, maar het is al te laat. Daar ligt Gijs, languit op de grond, in het donker, met de kerstboom bovenop hem.
Nu lacht hij niet meer zo hard, hij huilt geschrokken. Papa komt binnen en ziet het hele tafereel. Stijn met een kleed over zijn hoofd, Gijs onder de kerstboom, en dat alles in het schemerdonker. ‘Oh, oh, Gijs toch, gaat het een beetje?’ Vader pakt de kerstboom op en zet die weer rechtop, een hele lading naalden ligt op de grond. Gijs strompelt overeind: ‘Sorry, sorry, ik deed het echt niet expres, het is ook zo donker, ik zag het gewoon niet.’ ‘Geeft niks Gijs, ik ben blij dat je niks ernstigs hebt.’ reageert vader. ‘Pap, mam, kom eens kijken!’ Lies staat opgewonden voor het raam. ‘Kijk dan, de hele straat is donker!’ En ja hoor, alle lampjes zijn uit, alle huizen zijn donker. De kerstbomen die je net nog zag stralen vanuit de woonkamers zien er nu uit als donkere gedaanten. ‘Oh nee, ik denk dat we te maken hebben met een stroomstoring…’
Daar zit de familie dan. In het donker, met allemaal naalden van de kerstboom om zich heen en de appeltaart nog steeds op schoot. Iedereen is er stil van, dit is niet hoe ze zich eerste kerstdag hadden voorgesteld. ‘Oké’’, zegt mama, ‘we gaan het weer gezellig maken, wie helpt er mee kaarsen zoeken?’ De drie kinderen springen op en beginnen gelijk fanatiek de kastjes open te trekken op zoek naar kaarsen. Gijs vindt er drie in een keukenkastje, Stijn vindt nog kaarsjes die ze als bedankje hadden gekregen op een bruiloft en Lies vindt in de kelder nog dinerkaarsen. Alle kaarsen worden verzameld in de woonkamer en vader steekt ze allemaal aan. Met elke kaars die er wordt aangestoken komt het licht weer een beetje terug. ‘Leuk’, zegt Stijn, ‘het lijkt wel Advent! Toen kwam er ook steeds een kaarsje bij.’ Na een kwartiertje staat de hele kamer vol met kaarsen. ‘Wauw, dit is pas mooi mam! Nog veel mooier dan alle lichtjes die we hadden,’ roept Lies.
Maar moeder kijkt een beetje bezorgd: ‘Zeg, Henk, ik moet eigenlijk zo met het eten beginnen, maar hoe moet dat nou? De kookplaat doet het nu niet, en de oven ook niet...’ ‘Krijgen we nu geen eten?’ vraagt Stijn ongelukkig. Papa slaat troostend een arm om hem heen: ‘Natuurlijk wel, we moeten alleen even wat verzinnen.’ ‘Ik heb wel een idee,’ zegt opa. ‘Hoe kook je als je op vakantie bent? Dan heb je toch ook geen hippe kookplaat met vijf zones?’ ‘Ja, dan koken we op een campinggasstelletje, maar daar kan ik geen heel kerstdiner op koken,’ reageert mama. ‘Maar mam, is vandaag niet elke diner een kerstdiner? Het is tenslotte kerst, dus ook macaroni is een kerstdiner,’ zegt Lies lachend. ‘Je hebt helemaal gelijk. Kom, we zoeken het campinggasstel op en gaan aan de slag!’ Moeder loopt naar boven om de campingspullen bij elkaar te zoeken en Lies begint ondertussen de groenten te snijden. Een kerstdiner met macaroni, eigenlijk wel grappig, vindt Lies. Geen rollade, vier verschillende soorten groenten en drie soorten aardappels. Maar wel gewoon gezellig met elkaar eten.
Na een poosje kunnen ze aan tafel. Alle kaarsjes worden vanuit de woonkamer meegenomen naar de keuken. Al gauw is de keuken verlicht met het licht van alle kleine kaarsjes. De macaroni smaakt heerlijk en het is erg gezellig aan tafel. Maar oma wordt steeds een beetje stiller.
‘Wat is er oma, waarom ben je zo stil?’, vraagt Gijs. ‘Ach jongen, ik ben een beetje stil omdat ik het een beetje koud krijg.’ Koud? Ja, nu oma het zegt, het is inderdaad een beetje koud in huis.
‘Oh dat is ook zo!’, roept vader, ‘de cv doet het nu natuurlijk ook niet! Nog een probleem dat opgelost moet worden. Of misschien moeten we het meer zien als een nieuwe uitdaging! Hoe blijven we warm als de verwarming het niet meer doet en het buiten koud is? Kom maar op met de ideeën!’ ‘Vuur! Vuur is heet, pap!’, roept Gijs. ‘Ja, pap! We maken een groot kampvuur in de woonkamer, dan krijgen we het wel warm!’ reageert Stijn blij. ‘Jullie enthousiasme is aanstekelijk, maar of we een vuur moeten maken in de woonkamer weet ik niet zo goed,’ zegt vader.
Lies denkt ook na. Wat een tegenslagen tot nu toe zo met kerst. Geen licht, geen eten en nu geen warmte. Oké, het licht en het eten is opgelost, maar nu de warmte nog. Ineens moet ze denken aan de preek van vanochtend: het kind gewikkeld in een doek... Dat is het! ‘We hebben doeken nodig, of dekens!’, roept Lies. ‘De Here Jezus werd in doeken gewikkeld, wij kunnen ons ook in doeken wikkelen, dan blijven we warm!’ Wat een goed idee, gelijk rennen de broertjes naar boven en trekken van alle bedden het beddengoed af. Even later zit iedereen gewikkeld in een deken. Oma begint gelijk al weer praatjes te krijgen nu ze het weer warm heeft.
Lies staart naar buiten. Wat is het toch donker: geen lichtjes, geen lantaarnpalen. Dit gebeurt bijna nooit, dat het zo donker is. Op vakantie is het wel eens zo donker, op de camping. Dan kijken ze vaak samen naar de sterren, die kan je dan heel goed zien. ‘Zeg, pap en mam, zullen we naar buiten gaan? Het is nu zo donker, ik denk dat we heel veel sterren kunnen zien.’ Mama kijkt naar papa en zegt: ‘Dat denk ik ook, Lies. Goed, we gaan naar buiten. Kom op jongens, deken mee en gaan!’ En daar gaat de familie, met hun deken omgeslagen, de voordeur uit en daar staan ze dan op de stoep. Opa, oma, papa en mama en de drie kinderen. Met z’n zevenen staan ze voor hun huis omhoog te kijken. Wat veel sterren! Wat is de lucht prachtig, helemaal bezaaid met allemaal kleine spikkels. Zoveel zie je er anders nooit als er overal licht aan staat.
‘Ere zij God, ere zij God!’ Oma begint zachtjes te zingen. Papa en mama vallen in: ‘In de hoge, in de hoge, in de hoge!’ Nu valt ook opa in: ‘Vrede op aarde, vrede op aarde.’ En tenslotte zingen de kinderen ook mee: ‘In de mensen een welbehagen.’ Daar staan ze, de familie, gewikkeld in doeken, omhoog kijkend naar de sterren en zachtjes het ‘Ere zij God’ zingend. Het ziet er heel bijzonder uit, maar het voelt ook heel bijzonder. Lies krijgt het er warm van en dat terwijl het buiten zo koud is. Na het zingen gaan ze weer naar binnen, iedereen is een beetje stil en onder de indruk van de sterrenpracht en het wonder van Kerst. De God die alles zo mooi maakte, die prachtige sterren, het onmetelijke heelal, die werd een kleine baby, gewikkeld in doeken. Wat een Eerste Kerstdag, om nooit te vergeten.
Jantine Bulten, Nieuwe Pekela