Vanuit de Heidelberger Catechismus is ons bijgebracht dat het begin van de kerk niet bij het ‘eerste’ Pinksterfeest is geweest, maar bij het begin van de wereld (zondag 21, antwoord 54). Hoe moeten we ons dat voorstellen? Hoe hebben mensen toen hun geloof beleefd, in welke vorm en waar, wat deden zij dan?
Hoe verder we naar de bronnen van Israëls liturgie in de geschiedenis speuren, hoe schaarser de gegevens zijn en hoe vager ook de contouren worden. Ook wanneer we naar de bijbelse gegevens zoeken, is dat het geval. Al worden daar wel inhoudelijke zaken duidelijk.
In den beginne….
Het eerste woord van de Bijbel is al een verkondiging. Het kan ook vertaald worden met: ‘als aanhef’ of ‘als eerste’, en zelfs met ‘als beginsel’. Het geeft dan aan dat God iets doet: scheppen en onderhouden. Daarmee begint de liturgie. Er wordt een ontmoeting tot stand gebracht. De hemel en de aarde, met daarin centraal de mens. Dat is kortweg Genesis 1.
Maar er staat ook hoe God dat doet: door te spreken. Tien keer staat in dat hoofdstuk: ‘en God zei’. Daarmee wordt er ook communicatie tot stand gebracht. Dat is precies de vorm waarin geloven gestalte krijgt. De ontmoeting waarin God spreekt en wacht op het antwoord van de mens. Niet alleen toen, maar ook nu en zelfs in de toekomst. Dat proces wordt omschreven met het woord ‘gedenken’. Dat is iets meer dan herdenken. Bij herdenken denk je terug aan iets wat volledig in het verleden is opgesloten. Bij gedenken wordt wat er in het verleden geschied is, in het heden tegenwoordig gesteld, en het wordt ook in de toekomst weer opnieuw aanwezig verwacht.
Het antwoord…
Dat spreken van God is in eerste instantie algemeen geadresseerd. Nog niet aan mensen gericht, want die zijn er nog niet. Wanneer ze er wel zijn, wordt het tijd voor hun spreken van een antwoord. Dat horen we pas, wanneer de naam van God valt: ‘HERE’(maar dat is eerder een omschrijving) en wanneer de vrouw door God is gebouwd. De mens zegt dan, of liever zingt een lied (Gen.2,23). Daarmee is de eerste hoofdlijn van de paradijs-liturgie geschetst. Woord en antwoord, en de mens die als antwoord een lied zingt, maar die mens is niet meer alleen. Waar twee (of drie) in de naam van God bijeen zijn, een gemeente dus, daar wil de HERE aanwezig zijn. Kortom: God spreekt en zingt zijn lied van de schepping (Genesis 1) en Adam zingt als antwoord zijn lied van bewondering als hij zijn vrouw ziet die net als hij geschapen is. Zoals God zijn goedkeuring over de schepping uitspreekt, zo doet de mens dat over die schepping ook.
Wanneer en waar?
Wanneer zal die ontmoeting tussen Schepper en schepsel plaatsvinden? Die tijd is al gegeven met de instelling van de zevende dag, de Sabbat, waarop God rust van zijn werken en waarop de mens eveneens de rust mag ontvangen om ook te rusten. Daardoor ontstaat de gelegenheid voor de mens om zich te verheugen in de goede tot zeer goede daden van God. Niet als een eenmalige incidentele ontmoeting maar als een duurzame instelling, een dag apart en gezegend tot wereldwijd en eeuwenlang. Heilige tijd dus.
Maar ook heilige grond? Dat is nog de vraag. Want de hof van Eden is geen tuin voor heden geworden. Dat zal snel genoeg blijken. Vooreerst is het paradijs de plaats voor de ontmoeting en dat kan overal binnen de vier rivieren zijn. Maar als er geen mens meer overblijft in het paradijs, wat zal dan de plek voor de ontmoeting met God zijn? Dat wordt een spannende vraag die Israël eeuwenlang bezig zal houden.
Een offer
Een nieuw aspect van de ontmoeting tussen God en mens komen we tegen bij de dankoffers van zowel Kaïn alsook Abel. Aanleiding daarvoor was de opbrengst van de oogst in het geval van Kaïn,
dan wel de opbrengst van de worp van het vee, zoals bij Abel.
Hoe komen ze erbij om dat te doen. Dat vertelt de tekst ons niet. Waren er intussen andere mensen gekomen bij wie ze dit gebruik hebben afgekeken? Of is hier een later gebruik uit de geschiedenis van Israël ingeslopen? Het enige wat we hier te horen krijgen is, dat het een offer van eerstelingen betreft. Over een altaar wordt hier niet gesproken, ook niet over een bepaalde offerplek. Er is geen sprake van een offervuur. De bedoeling van het offer wordt niet omschreven. Er wordt een neutraal werkwoord gebruikt, geen speciale offerterm.
Alleen bij Kaïn wordt gezegd dat hij dit naar de HERE bracht, bij Abel wordt iets dergelijks wellicht verondersteld, maar het staat er niet. Wat wel gezegd kan worden, dat er in de ontmoeting met de HERE ook ruimte is om Hem iets te geven. Al was het maar door het opheffen van een offergave van de eerstelingen van de oogst, of het mooiste als eerste geboren dier. Het is te vergelijken met wat er gebeurt bij de collecte in een kerkdienst. Er wordt iets gebracht aan God, als erkenning en dank voor het goede dat Hij geeft. Want de opbrengst van oogst of geboorte van vee is geen zaak van eigen inspanning of resultaten. Zoveel wordt wel duidelijk uit wat er in de ontmoeting met God de HERE tot stand komt.
(wordt vervolgd)
Hans Ruiter, Almere
Ds. D.J.K.G. Ruiter is emeritus predikant van Franeker (gecombineerd met Harlingen)