Tussen de intocht in het land van belofte en de bouw van het Huis van God in Jeruzalem treffen we een langdurige periode aan waarin de eredienst allerlei ontwikkelingen doormaakt. Het hangt samen met de groei van het volk en de vestiging van het volk in verschillende gebieden.
Als eerste moet er een vaste plek voor tabernakel en ark worden gevonden. Dat wordt Silo en daar krijgt de priesterdienst ook meer gestalte. We mogen aannemen dat daar ook de taak van de Levieten zich gaat ontwikkelen, al wordt niet geheel duidelijk hoe de verhouding tussen priesters en Levieten is geregeld.
Ark
De ark is het centrale onderdeel van de tabernakel. De tabernakel is omhulsel, zodat je kunt zeggen dat de ark in de tabernakel ‘woont’. De ark is een soort kist, waarin onder meer de twee stenen tabletten worden bewaard waarop de tien geboden zijn gegrift. Het zijn de woorden van de HEER, die Hij met zijn ‘vinger heeft geschreven’. Daarmee wordt het bijzondere karakter van de ark vastgesteld. Het is niet zomaar een kist, het is een heilige kist die een aparte functie aangeeft dat deze naar de God van Israël verwijst. Dat wordt onderstreept door de cherubsbeelden die zijn opgesteld als leuningen terzijde van de ark.
De ark is als een zetel voor de God van Israël. Maar de zetel is leeg, er is geen beeld zoals in de tempels van de Kanaänitische afgoden. Dat levert dus een opmerkelijk onderscheid op. De ark is dus zelf geen godheid. Dat blijkt wanneer hij als een mascotte wordt vervoerd naar het strijdperk tegen de Filistijnen. Het werkt niet zoals gehoopt, want Israël behaalt geen overwinning, en de ark wordt zelf buitgemaakt door de tegenstanders.
Priesters
De dienst in het heiligdom werd door priesters verricht, maar toch iets anders dan we zouden denken. Zij brachten zelf geen offers, maar ze zegenden wel offers. Vanouds werden de offers gebracht en vaak ook voorbereid door de huisvaders. Daarvan krijgen we meer dan eens te horen.
Zij konden bij een offer thuis of in het heiligdom een priester roepen om te zegenen. Niet alle priesters woonden bij de plek van de tabernakel of later het huis van de HEER in Jeruzalem. Verspreid over het land was er bijna overal wel een priester te vinden. Sommige families hadden zelfs een vaste priester in dienst.
Feesten en vierdagen
Met gebruikmaking van de gebruikelijke Kanaänitische feesten werd gaandeweg een eigen kalender ontworpen. Wat men aantrof waren feesten met een agrarisch karakter, met name dankfeesten voor de oogst. De agrarische aspecten geraakten op den duur wat op de achtergrond, hoewel ze niet geheel verdwenen. Maar de feesten kregen in een aantal gevallen een nieuwe inhoud. Zo werd het Pesachfeest een bevrijdingsfeest vanwege de verlossing uit Egypte. Het wekenfeest, ook en veel later wel Pinksteren genoemd, was evenzeer een oogstfeest, maar het kreeg op den duur het karakter van een verbondsfeest (naar Gods aanwijzingen vanaf de Sinaï), en nog weer veel later ook wel van een zendingsfeest. Het derde grote feest was het Loofhuttenfeest, ook oorspronkelijk een dankfeest voor de oogst. De oogst wordt ervaren als een zegen van God en als een bewijs van zijn trouwe zorg. Het verblijf in de loofhut was ook bedoeld om het besef van afhankelijkheid van Gods zegen te versterken. De drie grote feesten worden genoemd als verplichting om ze in Jeruzalem te vieren . Dat werd noodzaak toen de ‘tempel’ in Jeruzalem werd gebouwd. Het woord ‘tempel' wordt zelden gebruikt in de Hebreeuwse bijbel. Daarvoor in de plaats spreekt de bijbel liever van ‘huis van de HEER’. Het ‘ene huis van God’ weerspiegelt de eenheid van de God van Israël (zie Deut. 6).
Muziek
Naarmate de samenkomsten in en rond het huis van God sterker gevestigd raakten, is er ook sprake van muziek in de erediensten. Belangrijke bron is het boek van de Psalmen, waar de teksten voor de liederen staan die gezongen worden, maar waar ook aanwijzingen voor de uitvoering worden gegeven. Soms wordt verwezen naar een bepaalde melodie: ‘op de wijs van...’ . Er zijn ook aanwijzingen over de instrumenten, zowel snaarinstrumenten als blaasinstrumenten en ook ritme-instrumenten als trommels of pauken. Het vocale gedeelte kan duiden op een enkele solostem tot en met een koor van Levieten of priesters.
Of de aanwezige gemeenschap ook liederen zong wordt niet helemaal duidelijk, maar de soms aanwezige refreinvorm of het gebruik van dansvormen maakt het wel aannemelijk.
Conclusies
In grote lijnen is de ontwikkeling van de eredienst van Israël geschetst. Er is in de bijbel geen vast ontwerp van de liturgie gegeven. Dat geldt zeker ook voor wat er in de Tenach (het Oude Testament) is opgeschreven.
Toch zijn de verschillende elementen opgenomen in de liturgie van de synagoge en zelfs ook overgenomen in de vroegchristelijke gemeenten. Ook daar is er geen eensluidende ontwikkeling te vinden, maar treffen we wel de kernzaken. De ontmoeting van de drie-enige God met zijn mensen in de wereld.
Daarbij is de meest ingrijpende verandering die van de offerdienst. Die vond plaats in en rond de tempel, als huis van God. Naarmate dat huis verwoest was, werd de offerdienst overgenomen door de dienst der gebeden thuis of in de synagoge. Dat spreekt ons aan, temeer omdat we weten van het grote en ene offer van Jezus Christus, eens en voorgoed gebracht als losprijs voor de zonden van de wereld.
Hans Ruiter, Almere
Ds. D.J.K.G. Ruiter is emeritus predikant van Franeker