Ester 3:1 – 5:14: Strijd
Het boek Ester is een bijzonder Bijbelboek. Alleen al omdat Gods naam er niet in voorkomt. Het is lang omstreden geweest. Het is ook een geliefd boek, want het vertelt een schitterend verhaal. En juist vanwege de schijnbare afwezigheid van God is het een boek dat vandaag de dag heel veel te zeggen heeft. Want de tijd waarin we vandaag de dag leven, lijkt in veel opzichten op de tijd die in Ester beschreven wordt. Daarom is het interessant om op zoek te gaan naar de boodschap van het boek Ester en de aanwezigheid van God, ook als Hij niet genoemd wordt. Wat heeft het boek ons vandaag te zeggen? We hebben inmiddels koning Ahasveros, Ester, Mordechai en Haman voorbij zien komen. In dit artikel gaan we kijken naar de strijd die er oplaait.
Haman is zwaar gekrenkt als Mordechai niet voor hem wil buigen. Als hij erachter komt dat Mordechai een jood is, dan gaat hij helemaal door het lint. Niet alleen Mordechai, maar zijn hele volk moet eraan. Amalek en Israël staan weer tegenover elkaar. En het gaat er hard aan toe. Haman heeft alle macht die je kunt hebben. De hoogste positie, rechtstreeks toegang tot Ahasveros – hij kan eigenlijk doen wat hij wil. En dat doet hij…
Lot
Haman raadpleegt zijn eigen afgoden. Het poer wordt geworpen. Elke maand en elke dag komen voorbij totdat het lot de bestemde dag heeft aangewezen. Dat wordt de dag waarop de plannen van Haman uitgevoerd kunnen worden. Het is een religieuze samenkomst waar Haman veel waarde aan hecht: hij neemt de uitkomst uiterst serieus. Zo dwingt hij iets van zegen af bij de goden waar hij in gelooft. En hij gehoorzaamt, hoewel de uitkomst zeker teleurstellend zal zijn geweest… Hij laat het lot werpen in de eerste maand en het lot valt op de dertiende dag van de twaalfde maand. Dat betekent dat hij wel erg lang moet wachten…. Maar het is niet anders. Hier krijgt de goede lezer een kleine knipoog van de onzichtbare voorzienigheid. De wet wordt uitgevaardigd op de dertiende dag van de eerste maand – en dat is de dag voor Pesach. Dus de joodse gemeenschap viert het feest van bevrijding uit de slavernij op de dag nadat ze hun doodvonnis hebben gehoord. Het zal een hele sobere en trieste viering zijn geweest, maar tegelijk krijgt het volk direct de kans om met alles wat hen bezighoudt naar God te gaan en hun verwachting op hem te stellen….
Haman moet lang wachten, maar gelukkig kan alles wel doorgaan. Want de koning geeft geen enkel probleem – die vindt alles goed. Hij vraagt niet eens waar het precies over gaat, hij wil niet over geld praten, hij wil alleen maar drinken. En zo krijg je de vreemde situatie dat de wet wordt uitgevaardigd en natuurlijk veel onrust veroorzaakt – ook in de stad Susa – en dat de koning ondertussen samen met Haman rustig zit te drinken. Zozeer staat het paleis los van de wereld.
En Ester?
Dat blijkt ook als Ester te horen krijgt over deze wet die is uitgevaardigd. Kennelijk was het helemaal niet tot haar doorgedrongen (hoe kon dat ook), maar via Mordechai komt ze erachter. En Mordechai doet een klemmend beroep op Ester. Hiervoor heeft hij haar steeds uit de wind kunnen houden. Hij heeft haar geadviseerd niets over haar joodse identiteit te zeggen. Maar nu moet ze wel. Want nu staat het voortbestaan van het joodse volk op het spel. En Mordechai wijst daar met klem op bij Ester: wie weet ben je juist koningin geworden met het oog op een tijd als deze (4:14). Ze kan nu niet meer wegduiken in de anonimiteit. Mordechai laat haar weten dat zij de grote hoop is voor het joodse volk. Zij heeft op de een of andere manier toegang tot de koning. Zij moet nu opstaan en haar verantwoordelijkheid nemen. En dat doet ze, na wat aarzeling, met indrukwekkende woorden: moet ik omkomen, goed, dan zal ik omkomen (4:16).
Gemakkelijk is dat niet, maar Ester luistert ook hier naar Mordechai. En ze neemt daarbij voor het eerst zelf initiatief: alle joden moeten drie dagen vasten ter voorbereiding op de reddingsactie van Ester. En zij zal naar de koning gaan, wat ook de gevolgen zijn. En die kunnen groot zijn… Denk maar aan de wet die in hoofdstuk 1 is uitgevaardigd. Juist de koningin moet gehoorzaam zijn, eigen initiatief werd niet op prijs gesteld….
Doorpakken
Op grond daarvan kunnen we misschien begrijpen waarom Ester zo zorgvuldig en voorzichtig te werk gaat. Ze gaat niet zomaar naar de koning, maar probeert zijn aandacht te vangen. En ze begint niet met het kenbaar maken van haar wens, ze vraagt eerst of de koning met Haman wil komen eten. En dan stelt ze het stellen van haar vraag nog een keer uit en organiseert een tweede feestmaal. Ester handelt uiterst zorgvuldig. Omdat ze beseft dat ze maar één kans heeft. Het moet in één keer goed! Als je het leest zou je willen roepen: schiet nou op! Haman gaat zijn eigen gang en zet juist wel tempo erin. Toe nou…!
Want Haman gaat ondertussen inderdaad steeds maar door. Het lijkt steeds sterker alsof Ester veel te laat gaat komen. Dat kan bijna niet anders. Helemaal als Haman de dood van Mordechai als een soort voorafje wil hebben. Er is iets in die man dat zoveel blinde haat oproept bij Haman dat hij er niet meer mee kan leven. Hij heeft alles wat maar mogelijk is, maar het is hem niet genoeg. Zijn rijkdom, zonen, machtige positie… Haman zegt: het betekent allemaal niets voor mij zolang ik Mordechai, die Jood, in de Koningspoort zie zitten (5:13).
Haman zal niet rusten voor Mordechai dood is, zoveel is duidelijk. Hij wordt erdoor bezeten. Hij heeft alles, maar het is nog niet genoeg. Het is hem nog niet voldoende naar de zin. Dus dezelfde nacht nog – hij heeft nauwelijks geslapen – gaat hij naar het paleis om de doodstraf voor Mordechai te regelen. De paal waar hij aan moet hangen wordt al klaargezet. Een hoge (50 el, ruim 22 meter) galg om ervoor te zorgen dat het voor iedereen zichtbaar is: dit gebeurt met iedereen die Haman dwarszit! Hier is het verhaal voor het joodse volk op het diepste punt. Hoe moet dit ooit goedkomen? Het lijkt onmogelijk. Maar dat is maar schijn…
Hoogeveen, Wouter Moolhuizen