In een serie van korte artikelen wil ik samen met u en jullie kijken naar wat we de Orde van dienst noemen. De dingen die gebeuren in een kerkdienst. Want elk onderdeel heeft zijn eigen rol en achtergrond, maar kennen we die nog? Het lijkt ons goed om als het ware de boel af te stoffen en ons af te vragen: waarom doen we de dingen die we doen?
De collecte en de Bijbel
Al vanaf het allereerste begin heeft de Heere Zijn volk laten zien dat Hij ze niet zegent zodat ze alles zelf kunnen houden, maar dat Zijn zegen wil bewerken dat zij het vervolgens mogen doorgeven om de Heere groot te maken en de naaste te dienen. Hoe dit terug- en doorgeven van Gods gaven zich door de Bijbel heen ontwikkelt kunnen we hier niet uitgebreid behandelen. Wat we wel willen aanstippen is dat het geven van gaven vanaf het allereerste begin niet optioneel was, maar een gegeven feit. Je krijgt van God en dus geef je door. Zo wordt er in o.a. Leviticus 27: 30-33 gesproken over het geven van tienden. De Here God, de Eigenaar van alles, zegt dat het tiende van gewas en vee van Hem is en dat Hij daar recht op heeft. Ook in Numeri en Deuteronomium geeft de Heere op dit gebied duidelijke aanwijzingen op dit vlak.
In het Nieuwe Testament komt het geven van gaven ten dienste van God ook regelmatig voor. Neem nu de brieven van Paulus. Op vier plaatsen in zijn brieven (Rom. 15, 1 Kor. 16, 2 Kor. 8 en 9, Gal. 2) besteedt hij er uitgebreid aandacht aan. Dat de collecte veel meer is dan een tijdelijke onderbreking van de kerkdienst zie je al aan de manier waarop Paulus de collecte verankert in het heilswerk van Jezus Christus, ‘die omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden’ (2 Kor. 8 en 9).
In 1 Korinthe 16 gaat Paulus in op een vraag vanuit de gemeente hoe men de collecte concreet gestalte moet geven. In 2 Korinthe 8 en 9 roept Paulus op om de zaak nu af te ronden, zodat bij Paulus’ komst de gave voor Jeruzalem klaarligt. Daarbij wordt verteld hoe men in Macedonië royaal en soms zelfs bijna boven vermogen gegeven heeft.
En vlak voordat Paulus de opbrengst van de collecte naar Jeruzalem zal overbrengen, schrijft hij vanuit Korinthe zijn brief aan de Romeinen. Daarin vraagt hij de Romeinen te bidden voor een goede ontvangst van de collecte in Jeruzalem.
De collecte en de kerkdienst
De inzameling van de gaven hoorde vanaf het begin bij de viering van het Heilig Avondmaal. In de vroege kerk brachten gemeenteleden stoffelijke gaven mee (brood en wijn) naar de kerkdienst en gaven dat aan de diakenen. Die verdeelden het brood en de wijn zodat iedereen genoeg had. Wat overbleef werd vervolgens geschonken aan de armen en zieken. Het aanbieden van deze gaven had het karakter van een antwoord in dankbaarheid op dat wat God aan de gemeenteleden gegeven had. Dit wordt ook zichtbaar in het feit dat men gaf aan de Heere, vertegenwoordigd door diakenen, die vervolgens deze gaven weer in Gods Naam verdeelden onder hen die het nodig hadden. Deze ‘omweg’ laat zien dat het veel meer is dan alleen wat geld geven aan een arme. Wij geven terug aan de Heere een deel van wat Hij ons gegeven heeft. En Hij gebruikt onze gaven om een ander daarmee te helpen.
Dienst der offerande
Je krijgt soms wel eens de indruk dat we in de kerk dol zijn op moeilijke woorden, zo ook de woorden boven deze paragraaf: dienst der offerande. En toch zit er, als je er langer naar kijkt, veel in. Het laat ons zien dat de collecte een offer is, een offer van dankbaarheid. Onze gave is een tastbare en zichtbare uiting van die dankbaarheid. Het is daarom ook dat de collecte, of beter gezegd, de dienst der offerande, een wezenlijk onderdeel is van de kerkdienst. Het hoort er net zo bij als de preek en het samen zingen.
Volgende keer
De volgende keer willen we, als de Heere het geeft, kijken naar de betekenis van de geloofsbelijdenis in de kerkdienst.
Dennis van der Wal, Aalten