Dit boek vertelt van een meisje (Lidia) dat met haar moeder en opa en oma in het concentratiekamp Birkenau terechtkomt. Ze komen uit Wit-Rusland en worden opgepakt omdat ze als gezin in het verzet tegen de nazi’s gingen. Bij aankomst in het kamp wordt ze van haar moeder gescheiden en komt ze in een barak terecht met andere kinderen. Al snel ontdekt ze waarom ze daar zijn. Ze zijn proefobjecten van dokter Mengele. Hij wordt de engel des doods genoemd. Voor hem waren de kinderen geen mensen, maar alleen materiaal voor zijn experimenten.
Als het kamp bevrijd wordt door de Russen, wordt Lidia meegenomen door een Poolse pleegmoeder. Iedereen denkt dat haar eigen moeder is overleden toen ze mee moest op dodenmars naar Bergen-Belsen. Pas jaren later blijkt dat haar biologische moeder voortdurend naar haar op zoek is geweest. Uiteindelijk wil ze beide moeders niet kwijt. Ze is hen beide dankbaar voor wat ze hebben gedaan.
De titel van het boek is een citaat uit het boek zelf. Het zijn de woorden van Lidia. Ze vertelt dat ze een meisje was dat niet kon haten. Dat had niet zozeer te maken met onnozelheid of wat dan ook, maar het was een manier om te overleven. Ze kon niet haten en niet liefhebben in het kamp. Ze voelde niets. Ze vertelt: ‘Ik heb mezelf verdoofd om het verdriet, de schok, de absurde wereld waarin ik terecht ben gekomen te kunnen overleven.’
Het was indrukwekkend om dit boek te lezen. Binnenkort is het weer dodenherdenking en bevrijdingsdag. Er is alle reden om aan de volgende generaties door te geven welke verschrikkingen hebben plaatsgevonden. Dit boek maakt duidelijk waar deze verschrikkingen mee beginnen: daar waar we onze medemens niet meer als volwaardig mens zien. Dat gevaar is ook voor ons dichterbij dan we vaak denken.
Ds. Albert-Jan Dorst, Surhuisterveen
Lidia Maksymowicz & Paolo Rodari, In Birkenau haatte ik niemand. Het jongste kind dat Mengeles experimenten overleefde vertelt haar verhaal. Utrecht: Mozaïek, 2023, 183 blz., €21,99, ISBN 9789023960980