Wie op zoek gaat naar het woord ‘orgel’ in de Bijbel kan lang zoeken. Logisch. Een orgel kende men niet ten tijde van het Oude of Nieuwe Testament. Maar wie de Statenvertaling erbij pakt, komt toch niet bedrogen uit! In Psalm 150 vers 4 staat het: looft Hem met snarenspel en orgel! En ook in de Oude Berijming is het orgel terug te vinden.
Hoe heeft het orgel een plaats gekregen in de Bijbel? De Psalmdichter kende immers nog geen kerkorgel. Nee, een paar duizend jaar geleden bestonden deze muziekinstrumenten nog niet. Hoe is dan toch het orgel terechtgekomen in de Bijbel?
Muziekinstrument
Om daar een antwoord op te krijgen, moeten we in de grondtekst duiken. Het Hebreeuwse woord oegaav is moeilijk te vertalen. Toen de Hebreeuwse teksten in het Grieks werden vertaald en nog weer later in het Latijn, wist men er niet zo goed raad mee. Ze kwamen met de Griekse vertaling organon, een verzamelnaam voor muziekinstrumenten.
Toen de Bijbel voor het eerst in het Nederlands vertaald werd, de Statenvertaling, vertaalde men dit met orgel. En zo kwam het orgel in de Bijbel terecht. Dat was zo vreemd nog niet, omdat ook toentertijd het woord orgel nog een verzamelnaam was waarmee verschillende muziekinstrumenten werden aangeduid.
Maar in de loop der tijd werd het woord orgel steeds minder een verzamelnaam. Taal ontwikkelt zich nu eenmaal. Bij het woord orgel dacht men op den duur alleen nog maar aan het kerkorgel, net als wij vandaag de dag.
Bijbelvertalingen
Toen in 1951 het Nederlands Bijbelgenootschap met een nieuwere Bijbelvertaling kwam, bleek dat het woord orgel uit de Bijbel verdwenen was. Dat zal voor menig organist vast een teleurstelling zijn geweest. In de vertaling van NBG ’51 en ook in alle latere Bijbelvertalingen koos men voor het woord ‘fluit’. In Psalm 150 vers 4 is nu dus te lezen: Loof Hem met snarenspel en fluit!
Halleluja
Of het nou met orgel of met fluit gebeurt: Psalm 150 wil een groot halleluja laten horen. Halleluja betekent: Loof de HERE! Alles wat adem heeft wordt opgeroepen om de lof op God de HERE te bezingen.
En daarbij worden heel wat muziekinstrumenten voor de dag gehaald. De bazuin (oftewel de sjofar) waarop de priester blaast geeft het beginsignaal. Na de sjofar nemen de luit en de harp het over. Twee snaarinstrumenten, gebruikt door de Levieten. Echte instrumenten die in de liturgie in de tempel gespeeld werden
En na de harp en de luit wordt er gedanst. Ja, dat zijn wij in de kerk hier niet zo gewend. Maar het staat er toch echt: loof Hem met tamboerijn en reidans. De tamboerijn, een soort handtrommel, werd vaak gebruikt door de vrouwen, en ja: daar werd ook bij gedanst. Reidans is in onze liturgie niet meer zo terug te vinden, maar het geeft wel aan: er mag in het zingen van de lof op onze God vreugde zijn! Lees Psalm 150 en zie: het mag iets vreugdevols zijn! En dan klinken er aan het slot van de Psalm ook nog snaarinstrumenten, fluiten en klinkende cimbalen.
Veelzijdig
De muziekinstrumenten zijn enorm veelzijdig. Dat klinkt toch als muziek in de oren. Alles tot eer en glorie van de HERE God. Maar ook in muzikanten is veelzijdigheid te zien. Er spelen zowel priesters als levieten, zowel mannen als vrouwen. Iedereen wordt opgeroepen om God te loven. Wat mogen we dankbaar zijn dat er mannen en vrouwen zijn die hun muzikale talenten willen inzetten.
De lofzang gaat door
Zo wordt iedereen uitgenodigd om mee te zingen in het koor, samen met alle gelovigen wereldwijd. Dag in, dag uit klinkt de lof op God, zowel in hemel als op aarde. En ook als het avond wordt en wij ons bed opzoeken, mogen we weten dat de lofzang op God niet stopt. Want als wij gaan slapen, staan aan de andere kant van de wereld weer mensen op en dan wordt daar een loflied aangeheven. Prachtig verwoord in Gezang 393 van het Liedboek.
Zo is het orgel dus verdwenen uit de Bijbelvertaling, maar het orgel is niet verdwenen uit de kerken. Wekelijks begeleidt de organist de gemeentezang op het kerkorgel. Met als doel om de lofzang gaande gehouden. Halleluja!
Sjors Bulten, Nieuwe Pekela
Gezang 393:
De dag, door uwe gunst ontvangen,
is weer voorbij, de nacht genaakt;
en dankbaar klinken onze zangen
tot U, die 't licht en 't duister maakt.
Die dan, als onze beden zwijgen,
als hier het daglicht onderduikt,
weer nieuwe zangen op doet stijgen,
ginds waar de nieuwe dag ontluikt.
Zodat de dank, U toegezonden,
op aard nooit onderbroken wordt,
maar steeds opnieuw door mensenmonden
gezongen en gesproken wordt.
Voorwaar, de aarde zal getuigen
van U, die thans en eeuwig zijt,
tot al uw schepselen zich buigen
voor uwe liefd' en majesteit.
Liedboek voor de Kerken 1973 ©