Gideon heeft een zoon die in zijn naam de droom van zijn vader draagt: Abimelech, mijn vader is koning. En de schuld van de ouders wordt bezocht aan de kinderen. Want Abimelech verwoordt niet alleen de droom van zijn vader, hij leeft die droom ook. Wat wil je anders als je met zo’n naam ‘belast’ wordt.
Hij gaat handelen naar de verlangens die in zijn naam gevangen zijn. En hij gaat handelen naar zijn eigen ondergeschiktheid. Hij is immers de zoon van een bijvrouw. En de andere zeventig zonen van Gideon hebben meer rechten. In Sichem, waar de moeder van Abimelech vandaan komt, hebben die zeventig zonen het kennelijk voor het zeggen. Maar Abimelech laat het er niet bij zitten. Hij grijpt de macht en brengt ze alle zeventig om (op een na…). En dat blijft niet ongestraft. Uiteindelijk gaat ook Abimelech ten onder in deze spiraal van kwaad dat met kwaad vergolden wordt dat met kwaad… enzovoorts. Dat is waar het op uitdraait als mensen hun eigen weg gaan.
Wouter Moolhuizen, Hoogeveen