In het laatste artikel (dat alweer even geleden verscheen) keken we naar de kluizenaars, de kartuizers, de Waldenzen en de cisterciënzers. In dit laatste artikel maken we een sprong in de tijd en komen we mensen tegen die in de tijd van de Reformatie van invloed zijn geweest. Waar bestond die invloed uit? We zetten in bij een stuk onrust dat zich over het godsdienstige leven van de late Middeleeuwen legde.
Onrust
De spanningen die gedurende de Middeleeuwen bestonden tussen de staat en de paus leidden er in veel gevallen toe dat de kerk de eigenlijke taak die ze had meer en meer liet liggen. De kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders streden vooral om de macht. Waar konden ze hun invloed laten gelden. Ze verkochten (letterlijk, via een systeem van kerkelijke belastingen) de posities die altijd door hogere geestelijken werden bekleed. Het laat zich raden wat er gebeurt als kerkelijke leiders meegezogen worden in zulke kerkpolitieke kwesties. Dat komt hun eigenlijke werk, zorgen voor de kudde van Christus, niet ten goede. En dat is precies wat je in de 14e en 15e eeuw ziet gebeuren: bisschoppen en pastoors lieten de zorg voor de gemeente over aan plaatsvervangers die hun taken moesten waarnemen. Daarbij kwam het voor dat de bisschop of de pastoor nooit een voet zette in het aan hem toevertrouwde bisdom of in de parochie waaraan hij als pastoor verbonden was. Dat dit funest was voor het geestelijk leven zal duidelijk zijn. Al met al ontstond er een klimaat van onrust dat zich over het hele godsdienstige leven verspreidde.
Conciliaire beweging
Verschillende pogingen werden ondernomen om aan deze onrust een eind te maken. Zo riep de Duitse koning Sigismund op om een concilie te organiseren dat -naar hij hoopte- een beweging van reformatie binnen de kerk op gang zou brengen. In 1414 kwam er zo’n kerkelijke vergadering bijeen in Konstanz. Men wilde een goede bestuursstructuur voor de kerk opzetten die zou voorkomen dat de kerk uiteen zou scheuren. Er werd voorgesteld om regelmatig een concilie samen te roepen waarbij de hele kerk zou spreken over de belangrijke kwesties die speelden. Daarbij zou zelfs de paus moeten luisteren naar zo’n concilie. Echter, de pogingen om meer eenheid in de kerk te brengen mislukten. De paus wist handig de politiek belangrijke Franse en Duitse machthebbers aan zijn kant te krijgen door hen invloed te geven op de benoeming van bisschoppen in hun gebied. Zo eindigde de zogenaamde conciliaire beweging en verzandde de kerk meer en meer in een godsdienstig moeras. Waren er eerder steeds weer nieuwe geestelijke orden geweest die een oplevend geestelijk elan op gang hadden gebracht, nu kwamen er wel nieuwe stromingen op gang, maar die brachten de geloofsleer en het kerkelijk gezag steeds openlijker in het nauw. En vormden in zekere zin een voorspel op wat in de 16e eeuw zou gaan gebeuren.
John Wyclif
In de ogen van de kerkelijke leidslieden van die dagen moet een man als John Wyclif gezien worden als een ketter. Hij werkte in Oxford en bracht daar nogal wat theologische onrust teweeg. Hij ontkende dat er sprake zou zijn van een absolute predestinatie (de goddelijke voorbeschikking), en hield er andere ideeën op na als het ging over de sacramenten. Die waren in zijn ogen echt niet zo belangrijk te noemen, en er moest al helemaal niet op de officiële Rooms-Katholieke manier over gesproken worden. Dat het bij de tekenen van het avondmaal (de eucharistie) om een letterlijk veranderd worden in het lichaam en bloed van Christus zou gaan (de leer van de transsubstantiatie), daar moest Wyclif niets van weten. Daarentegen ijverde hij voor een duidelijk heilig leven van voorgangers. Zondige priesters mochten geen sacramenten bedienen. Priesters moesten sowieso geen bezittingen hebben en ze moesten zich ook niet met de rechtspraak bemoeien.
Het kwam tot een veroordeling van Wyclif, die door toedoen van een beschermheer niet eindigde in een executie. De aanhangers van Wycliff -de zogenaamde Lollarden- verspreidden zich over heel Engeland en wisten zich, ondanks strenge vervolging, tot in de 15e eeuw te handhaven.
Jan Hus
De geschriften van Wyclif kwamen ook op het continent van Europa terecht, waar ze een rol speelden in Bohemen. Op de universiteit van Praag werden ze bestudeerd en in 1403 werden ze daar veroordeeld. Daarbij speelden met name Duitse theologen een rol van betekenis. Echter, er waren daar in Praag ook theologen die uit Tsjechië zelf afkomstig waren. Hoewel zij in de minderheid waren, en het ook niet in alles eens waren met wat Wyclif allemaal stelde, gebruikten zij het hele gebeuren rond de veroordeling van de gedachten van Wyclif om zich af te zetten tegen de Duitsers in hun midden.
Jan Hus was één van die Tsjechische theologen. Hij bestreed de aflaat in de Rooms-Katholieke kerk in felle preken. Hij werd de leider van een beweging die streefde naar hervorming van de kerk. Als het om de eucharistie ging wilde deze beweging dat de gelovigen zowel het brood als de wijn zouden ontvangen. En daarnaast ijverde de beweging voor een praktische invulling van het geloof zodat ook de samenleving rechtvaardiger zou worden.
Het optreden van Jan Hus riep een felle reactie op binnen het heersende Rooms-Katholieke kerkelijke leven. De paus veroordeelde hem. Op het al genoemde concilie van Konstanz in 1414 wilde Jan Hus zijn gedachten verdedigen. Hij was uitgenodigd om daarheen te komen, en hem was beloofd dat hij veilig zou zijn. Hij werd echter meteen toen hij aankwam in de boeien geslagen. Hij werd veroordeeld als ketter en hij eindigde op de brandstapel in 1415. In zijn laatste woorden bad hij tot Jezus: “Heer, ik bid U om genade te tonen voor mijn vijanden.” En hij zou toen ook gezegd hebben: “in 100 jaar zal er een adelaar opstaan wiens hervormingen niet gestopt kunnen worden.”
En werkelijk: honderd jaar later trad Maarten Luther op. Hij had veel van het werk van Hus gelezen, en preekte tegen dezelfde dingen als de man uit Bohemen.
Tot slot
In de afgelopen artikelen keek ik wat rond in de geschiedenis van het christelijk geloof zoals dat zich ontwikkelde in de duistere Middeleeuwen. Veel menselijks kwam voorbij. Veel ook wat tot op de dag van vandaag herkenbaar is.
Maar vooral werd zichtbaar wat nog altijd het houvast is: ondanks al het gedoe van mensen houdt God zijn kerk in stand. Hij bouwt haar, Hij onderhoudt haar. Hij brengt haar tot haar bestemming. Tot op de dag dat de kerk, de bruid van Christus voor eeuwig samen zal zijn met Hem die haar bruid is: onze Here Jezus Christus.
Jan van ’t Spijker, Hoogeveen