Over de ‘zegen’ van Jezus’ hemelvaart

 

 

 

Jezus vaart op naar de hemel, terwijl Hij zijn handen opheft en zijn leerlingen zegent (Lucas 24:50). Precies zó, zoals zij Hem zagen opvaren, zal Hij ook terugkeren. Die belofte heeft niet alleen betekenis voor de toekomst. In feite onderstrepen de hemelse boodschappers in Handelingen 1:11 hiermee dat Jezus ook vandaag in de hemel zijn zegenende handen voortdurend houdt uitgespreid. De kerk mag leven onder deze zegenende handen.

 

Wat betekent dat eigenlijk: ‘zegenen’ en ‘gezegend worden’? Daarvoor is het goed om te luisteren naar wat de Bijbel zegt over ‘zegen’.

 

 

 

God beschikt over de zegen

 

Wanneer de zegen van God ter sprake komt in de Bijbel, wordt telkens duidelijk dat het pure liefde en genade is, dat God ons zijn zegen wil schenken. Nergens is zegen een soort onpersoonlijke magische kracht, die los van een persoonlijke band met God ontvangen kan worden. Mensen kunnen dan ook nooit over de zegen beschikken.

 

Genesis 32 is een hoofdstuk waarin aangrijpend duidelijk wordt, dat het ontvangen van de zegen van God niet vanzelfsprekend is. We lezen daar van een worsteling van de stamvader van Israël met God zelf. Aan het eind van die worsteling klampt Jakob zich aan God vast met de woorden: ‘Ik zal U niet laten gaan, tenzij U mij zegent’ (Gen. 32:26). Kennelijk is het voor Jakob van levensbelang, dat hij de zegen van God ontvangt. Alleen zo kan de relatie met God in stand blijven. Deze zegen bepaalt dus Jakobs complete toekomst. De belangrijkste inhoud ervan is samen te vatten in één zin, door God gesproken: ‘Ik zal met u zijn’ (bv. Gen. 17:7, 26:3 enz.). Die belofte van God krijgt Jakob metterdaad mee, als God hem uiteindelijk zegent.

 

Wat Jakob op deze wijze persoonlijk van God krijgt, wordt later in de eredienst van Israël onderstreept, en aan het héle volk toegewenst. God beveelt de priesters in Israël het volk van God te zegenen. Dat moet gebeuren met de woorden, die God er zelf voor geeft: ‘De Heere zegene u en behoede u! De Heere doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig! De Heere verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!’ (Num. 6: 24-26). In deze zegen wordt de rijkdom van de relatie met God onderstreept. De eerste zin duidt de bescherming van God voor zijn volk aan, zoals een herder die zijn kudde bewaakt. De tweede zin laat zien wat het doel van dat bewaken is: dat God zijn gezicht over zijn schapen doet oplichten. Daaruit blijkt Gods liefdevolle gunst. In de laatste zin wordt het doel van de zegen aangeduid: dat er vrede komt, heelheid tussen God en mensen, en ook tussen mensen onderling. De Hebreeuwse vorm van de zegen is zeer kunstig. Driemaal staat de verbondsnaam van God voorop, twaalf woorden staan erbij, als het ware voor iedere stam een woord. In elke zin staan twee woorden meer, de zegen is bedoeld om uit te waaieren en verspreid te worden.

 

Deze zegen mochten de priesters in de tempel uitspreken vanaf de rand van het altaar, nadat eerst brandoffers en vredeoffers gebracht waren (bv. Lev. 9:22). Dat moest gepaard gaan met het opheffen van de handen over het volk, om te laten zien waar deze zegen vandaan kwam. Aanvankelijk mogen alleen Aäron en zijn zonen deze woorden uitspreken, later ook de andere Levieten (Deut. 10:8, 21:5). Toch lezen we ook wel van koningen, die het volk zegenen (b.v. David in 2 Sam. 6:18). Ook dan wordt de zegen uitgesproken in het kader van de dienst van de verzoening. Zo wordt de zegen nauw verbonden met de manier waarop God en mensen in relatie kunnen blijven: in het Oude Testament door de offerdienst die in de tempel plaatsvond.

 

 

 

Mensen kunnen elkaar zegenen

 

Op verschillende manieren kunnen mensen ook elkaar zegenen in de Bijbel. Daarbij blijft men steeds beseffen, dat de Bron van de zegen bij God ligt. Een bekende groet is: ‘de Heere zal u zegenen (of: zegene u) uit Sion’ (Ps. 128:5). Wat men elkaar toewenst is in feite gebaseerd op Gods belofte, verbonden met die plaats waar Hij zijn volk wil zegenen. De Heere zegent uit Sion, omdat daar de dienst van de verzoening met Hem gestalte krijgt.

 

De kracht en de inhoud van zegenwoorden is afhankelijk van de manier waarop deze met de bron verbonden zijn. Men kan bijvoorbeeld ook op een veel lossere manier elkaar de zegen toewensen. Zo groeten de maaiers in het boek Ruth elkaar met de woorden: ‘de Heere zegene u!’ (Ruth 2:4). Kennelijk was dit een algemene groet. Dan heeft zo’n zegenwoord ook een algemenere betekenis gekregen.

 

Een heel unieke betekenis krijgt de zegen van mensen in de geschiedenis van de aartsvaders, die hun zonen op hun sterfbed zegenen. Die zegenwoorden hebben profetische betekenis (Gen. 27 en 48,49). 

 

 

 

God zegenen

 

Het is niet alleen zo dat mensen een zegen van God mogen ontvangen. Mensen kunnen God ook ‘zegenen’. In feite betekent dat een erkennen van de zegenende hand van God en Hem daarvoor groot maken. Door middel van dit zegenen wordt een stukje van de glorie van Gods werken als het ware aan Hem teruggegeven.

 

Beide betekenissen van het zegenen staan naast elkaar in 1 Koningen 8:14,15. Salomo zegent daar het volk. De inhoud van de zegen staat in de volgende zin, waar letterlijk staat: ‘Gezegend zij de Heere, de God van Israël, die vervuld heeft, wat Hij tot mijn vader David gesproken had’. In onze vertalingen staat in plaats van ‘gezegend’: ‘geloofd’ of ‘geprezen’; maar het Hebreeuws gebruikt er precies hetzelfde woord voor. De zegen die Salomo over het volk uitspreekt, is precies die lofprijzing, die volgt.

 

In het Nieuwe Testament wordt het woord ‘zegenen’ het meest gebruikt in deze laatstgenoemde betekenis van ‘loven’ of ‘prijzen’, zoals het overigens ook in het Jodendom het meest voorkomt. Vaak is dat in onze vertaling niet meer als ‘zegenen’ te herkennen, omdat er andere woorden voor deze lofprijzing gebruikt worden, zoals: ‘geprezen zij Hij’ (bv. Luc. 1:68, Rom. 1:25, 9:5, 2 Kor. 1:3, 11:31).

 

 

 

De zegen verbonden met het werk van Christus

 

Zoals in het Oude Testament de zegen vooral via het altaar tot Gods volk kwam, zo komt de zegen in het Nieuwe Testament met name door het werk van Christus tot ons. Jezus’ hele werk kan dan ook wel worden samengevat met het woord zegen. Petrus zegt tegen de Joden die naar hem toestromen, dat God zijn Zoon heeft opgewekt en Hem gezonden heeft ‘om u te zegenen’ door ieder van hen af te brengen van hun zonden (Hand. 3:26). Als Paulus naar Rome komt, is het belangrijkste dat hij meeneemt de ‘volle zegen van (het evangelie van) Christus’ (Rom. 15:29).

 

Deze zegen die door Christus naar mensenharten toekomt, is in feite de vervulling van de zegen die aan Abraham beloofd was. In Genesis 12 belooft God al, dat eenmaal alle volkeren gezegend zullen worden op dezelfde manier als Abraham. Dat wil zeggen dat alle volkeren kunnen delen in die belofte van God: ‘Ik wil uw God zijn’ (vgl. Gen. 18:18, 22:18). Die verwachting is door de komst van Christus vervuld op het Pinksterfeest (Hand. 3:25, Gal. 3:8 e.v., 14, Hebr. 6:14). Dit is dan wel een ‘geestelijke zegen’ (Ef. 1:3). Deze zegen bewerkt Hij in de harten door Zijn Geest.

 

 

 

Wie gezegend is zal zegenen

 

Wie zo de zegen van God ontvangt, zal ook de zegen van God willen verspreiden. Dat betekent dus: wie met God verbonden mag zijn, gunt dat ook aan anderen en zal er alles aan doen, om anderen te laten zien wat dit ‘met-God-zijn’ te zeggen heeft.

 

Jezus zegt: ‘Zegen hen die u vervloeken en bid voor hen die u belasteren’ (Luc. 6:28). De paralleltekst uit Matth. 5:44 laat zien dat het Jezus met name gaat om de houding van het hart: ‘Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten.’ Het is opmerkelijk, dat de opdracht tot zegenen met name naar buiten is gericht.

 

Datzelfde wordt door de apostelen aan de gemeenten voorgehouden. ‘Zegen wie u vervolgen, zegen hen en vervloek hen niet’ (Rom. 12:14, vgl. 1 Kor. 4:12,13).

 

Degene die ons daarin het duidelijkste voorbeeld heeft gegeven is Christus zelf, ‘Die, toen Hij uitgescholden werd, niet terugschold, en toen Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem Die rechtvaardig oordeelt’ (1 Petr. 2:23). Zelfs aan het kruis bad Hij voor zijn vijanden. Hij is voor ons de norm en de bron waaruit wij kracht kunnen putten in eigen vervolging. Daarom kan Petrus de gemeente dezelfde houding voorhouden: ‘Vergeld geen kwaad met kwaad of laster met laster, maar zegen daarentegen, omdat u weet dat u daartoe geroepen bent, opdat u zegen zult beërven’ (1 Petr. 3:9). Wie beseft wat het betekent te mogen delen in de erfenis van God, m.a.w. in de zegen van het ‘met-God-zijn’, zal geen kwaad tegenover kwaad zetten, maar het voorbeeld van Christus volgen, opdat er velen bij zullen komen die ook die zegen zullen beërven.

 

 

 

Een voorbeeld van een zegen: de collecte voor Jeruzalem

 

Heel concreet kan de vrucht van de zegen van God tot uitdrukking komen in een financiële ondersteuning van broeders en zusters in nood. Zo’n geschenk kan zelfs kortweg zegen worden genoemd. Zo komt het voor in 2 Korintiërs 9:5; de ‘zegen’ kan daar gewoon vertaald worden met ‘gift’. De gemeente van Korinthe zegent de gemeente van Jeruzalem. Ze doen dat door elke week iets af te zonderen als collecte en dat na verloop van tijd over te maken. Paulus merkt erbij op: ‘Wie karig zaait, zal ook karig oogsten; en wie zegenrijk zaait, zal ook zegenrijk oogsten’ (2 Kor. 9:6).

 

Bij zegenen is in de Bijbel dus niet aan één soort van handeling te denken. Het begrip krijgt afhankelijk van de context waarin het gebruikt wordt een verschillende kleur en betekenis.

 

 

 

Conclusie

 

Het Bijbelse woord zegen laat ons zien waar het echte geluk ontspringt. Het gaat daarin ten diepste om de belofte dat de Heere onze God wil zijn. Daar is God zelf de bron van. Het voornaamste kader waarin deze zegen ontvangen wordt, is de dienst van de verzoening. Zo verwijst de zegen naar de manier waarop de relatie met God tot stand komt en onderhouden wordt, doordat voor de schuld van mensen betaald wordt. Dat betekent voor ons, dat er niet over de zegen van God te spreken is zonder nauwe verbondenheid aan het werk van Jezus Christus.

 

Aan diezelfde belofte ontleent de zegen vandaag nog steeds zijn betekenis, ook als deze aan het eind van een kerkdienst namens God mag worden opgelegd. Daarmee wordt in feite Gods belofte, die in de dienst van de verzoening tot ons kwam, krachtig onderstreept en zichtbaar dichtbij gebracht. In de zegen wordt God om de vervulling van die belofte gebeden en tegelijk de gemeente verzekerd dat God dit ook doen zal. Daarom wordt altijd gevraagd de zegen met een gelovig hart te ontvangen (b.v. ‘verheft nu uw harten tot God’) en hoort bij de verzekering ook het gebaar van handoplegging.

 

De zegen heeft uiteraard ook betekenis buiten de kerkdiensten om. Gelovigen mogen elkaar wijzen op Gods belofte en elkaar daarvan verzekeren. In feite gebeurt dat al als iemand een kaartje ontvangt met de bemoediging: Gods zegen! Dat verwijst naar Gods zegenrijke belofte, waar je dan ook om bidt. We verwijzen elkaar naar de zegenende God zelf. Daar gaat het om. Hij alleen beschikt zijn zegen. De formule die daarbij hoort is volgens de Bijbel en in het Jodendom dan ook altijd een vorm van gebed. Dus niet ‘ik zegen jou’, maar ‘moge de Heere je zegenen’, ‘Hij zegene u’.

 

Als we elkaar Gods zegen toebidden drukken we dus onze afhankelijkheid uit van de grote Hogepriester die zijn zegenende handen nog steeds houdt uitgestrekt vanuit de hemel. Ook zijn zegen is onlosmakelijk verbonden met zijn eigen volbrachte werk op Goede Vrijdag en Pasen. Dat is de zegen van hemelvaart: Hij deelt uit wat Hij eerst zelf voor zijn volk heeft gedaan. Zó wil God met jou zijn. Dat zeggen zijn zegenende handen, ook tegen ons. Het hoogste dat we daarvoor kunnen doen is God zegenen voor Zijn zegen.

 

 

 

Michael Mulder

 

 

 

(Dit is een bewerking van een artikel over ‘Zegen’ in het Woordenboek voor Bijbellezers, onder redactie van dr. A. Noordegraaf e.a. verschenen bij Boekencentrum in 2005.)

 

 


Commentaar

  • Skincare routine 2024-11-09 16:44:34

    Vandaag de dag zijn er heel wat filmpjes op Youtube te bekijken die gaan over het verzorgen van je...

  • Dirk de Groot 2024-10-25 17:15:47

    Woensdag 6 november aanstaande is het, D.V., dankdag voor het gewas en de arbeid: we brengen onze...

  • Israëlzondag 2024-10-11 17:20:39

    Afgelopen zondag is in veel kerken aandacht besteed aan de bijzondere band van ons als...

  • Ver van ons bed 2024-09-27 17:32:11

    Een korte zoektocht op het internet leert me dat er ooit een programma op de televisie was, dat de...