Enkele gedachten bij het woord
De apostel Paulus schrijft in zijn brief aan de christenen in Rome over een aantal aspecten van het geloof. Hoe de joden en de christenen daarmee omgingen. We lezen daar iets van in Romeinen 9, maar eerst wil ik een enkele gedachte daarover delen en ik focus me dan met name op een bijzondere man: Nikodemus.
Soms komt geloof als een bliksemschicht. Denk maar aan de apostel Paulus, op weg naar Damascus. Trouwens, toen nog de gehate christenvervolger Saulus geheten.
Meestal gaat het echter anders.
Je bent geboren en opgegroeid in een christelijk gezin. En zo leer je langzaam maar zeker wat christen-zijn is. En kom je later zelf ook tot een persoonlijk geloof.
Of je komt ongemerkt met christenen in contact, en gaandeweg begrijp en besef je wat christen-zijn is en ga je zelf ook geloven. Een bekend hulpmiddel daarbij is de Alpha cursus.
Zo’n groeiproces in het geloof gaat vaak met horten en stoten. Met hoogte- en dieptepunten, om uiteindelijk bij de Here Jezus uit te komen. Want Hij alleen is de weg, de waarheid en het leven.
Een man die daarover mee kan praten is Nikodemus.
We weten niet zoveel van hem, drie keer wordt hij aangehaald in de Bijbel. Toch ontdek je uit die paar momenten de geloofsstrijd die Nikodemus doormaakte. Heel bijzonder.
Denk het je eens even in. Hij heeft een goede opleiding genoten. Gaandeweg klom hij op de geestelijke ladder omhoog. Hij werd leraar en Farizeeër. Schopte het zelfs tot lid van de Hoge Raad in Israël. Nou, dan ben je iemand!
Dan slaat bij hem de twijfel toe. Er is een man die wonderen doet. Zieken geneest. Die mensen te eten geeft, demonen uitdrijft, zelfs macht over water en wind blijkt te hebben.
Dat maakt nieuwsgierig. Hij wil er meer van weten, maar wel liefst onopvallend. Midden in de nacht gaat hij naar Jezus toe. Want deze Jezus, is bij zijn collega Farizeeërs niet erg geliefd. Toch is dit zijn eerste geloofsfase.
En dan zegt Jezus tegen hem: ‘Niet het feit dat jij Jood bent en volgens de wet leeft, is zaligmakend, maar geloof in Mij, als je Redder en Zaligmaker.‘
‘Ik ben’, zegt Jezus, ‘van de Vader naar deze wereld gekomen om te verkondigen dat mijn Vader in de hemel de wereld zo liefheeft dat hij Mij, zijn enige Zoon, gezonden heeft, opdat eenieder die in Mij gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’
Dat is voor Nikodemus nieuw en confronterend tegelijk. En een tijdje blijft het stil.
Maar wanneer daarna de kerkelijke overheid Jezus gevangen wil nemen en zelfs doden, lezen we weer over hem. Hij komt op voor Jezus en vraagt: ‘Waarom wordt er geen hoor en wederhoor toegepast? En waarom wordt hier feitelijk de wet en het recht gebogen?’ Tja, als reactie, op zijn actie, wordt hij simpelweg keihard uitgelachen.
Eerst stiekem midden in de nacht naar Jezus, maar nu in de vergadering openlijk voor Hem opkomen. Nikodemus is een geloofsfase verder gekomen, zou je kunnen zeggen.
Tot slot lezen we dan over Nikodemus wanneer Jezus gestorven is aan het kruis. Jozef van Arimathea en hij vragen Pilatus om het lichaam van Jezus en samen begraven ze Hem.
Dus: Nu is het voor iedereen duidelijk, dat hij een volgeling van Jezus is geworden. De laatste geloofsfase. De angst is weg. Nikodemus is in en door de Geest opnieuw geboren.
Jezus zei het immers al: ‘Tenzij wij opnieuw geboren worden, kunnen we het koninkrijk van God niet binnengaan.’ Nikodemus heeft het begrepen en hij geloofde het, en wij?
God kan mensen veranderen, ook mensen die voor ons onbereikbaar lijken. Misschien wonen ze wel vlakbij. En als wij beschikbaar zijn, kan God ons in Zijn dienst gebruiken.
Precies die opdracht gaf de Here Jezus zijn discipelen en in hen aan ons, en Hij bezegelde dat met de komst van zijn Geest met Pinksteren.
Misschien kruist er binnenkort wel een Paulus of Nikodemus, een Robert of een Marie, jouw en mijn pad, en mogen we vertellen van die Man, die zich om ons liet kruisigen.
De apostel Paulus verwoordde het op zijn manier in zijn brief aan de christenen in Rome in het negende hoofdstuk en hij stelde daarbij de vraag: Wat kunnen we hieruit nu opmaken?
Volken die niet op rechtvaardigheid uit waren, hebben haar toch verkregen: ze zijn rechtvaardig verklaard op grond van geloof. Maar Israël, dat naar rechtvaardigheid streefde door de wet te volgen, heeft dat niet bereikt. Wat is daarvan de oorzaak? Zij handelden alsof het van hun daden afhing, en niet van geloof. Zij zijn over de steen gestruikeld waarover geschreven staat: ‘In Sion leg ik een steen neer waarover men struikelt, een rotsblok waaraan men zich stoot. Maar, wie in Hem, Jezus, gelooft, komt niet bedrogen uit.’
Laten we in dat vertrouwen en vanuit dat geloof een lichtstraal mogen zijn, die heen wijst naar onze Redder en Zaligmaker Jezus Christus. In de kerk en op elke plek waar de Heer ons laat leven. Met het oog en het hart gericht op die kern van ons geloof. Jezus is Heer. Hij is onze Redder, in Hem geloven wij. U toch ook? Laten we elkaar daarin blijven herkennen en vasthouden.
Art van der Molen, Bierum