De vreugde die haar bron vindt in Christus’ sterven en opstanding, en door de Heilige Geest wordt uitgedeeld, wordt nergens in het Nieuwe Testament sterker vertolkt dan in de twee boeken van Lucas: zijn evangelie en de Handelingen van de apostelen.

 

Het evangelie van Lucas begint met de geschiedenis waarin een engel aan Zacharias bekendmaakt dat hij en Elisabet een zoon zullen ontvangen: Blijdschap en vreugde zal uw deel zijn. Velen zullen zich over zijn geboorte verblijden (1:14). Het evangelie eindigt ook met blijdschap: de discipelen keren na de hemelvaart van Jezus naar Jeruzalem terug ‘met grote blijdschap’ (24:52). Tussen dit begin en einde brengt Lucas voortdurend de blijdschap van het evangelie naar voren.

 

Begenadigd

Na het blijde begin van het evangelie lezen we dat Maria ‘begenadigd’ wordt genoemd (1:28). In dit woord ‘begenadigd’ is het woord 'genade' (Grieks: charis) herkenbaar. Dit woord lijkt in het Grieks sterk op ‘blijdschap’ (Grieks: chara). Beide woorden komen van dezelfde stam. Blijdschap en genade hebben dezelfde  oorsprong! Wie de genade van God kent, is een blij mens!

Vervolgens lezen we dat het kind dat Elisabet verwacht, opspringt in haar schoot van vreugde als Maria die in verwachting is van Jezus, bij hen komt (1:44).

Na de geboorte van Jezus zingt Maria een loflied: ze verblijdt zich over God (1:47), want Hij heeft naar haar omgezien en grote dingen voor haar gedaan. Ze spreekt over de genade en barmhartigheid van de Machtige voor zijn volk Israël. Wie hoogmoedig is en roemt in eigen macht, zal een grote val maken, zo zingt ze, maar wie eenvoudig leeft in vertrouwen op de Here, wordt verhoogd.

Als een tijdje daarna Elisabet een zoon ontvangt, verheugen haar buren en verwanten zich met haar (1:58).

Dan lezen we over de verkondiging aan de herders op het veld van Efrata. Een engel verkondigt dat er grote blijdschap zal zijn voor heel het volk (2:10). Daarna zingt een engelenkoor een loflied (2:14), en klinken later nog twee lofliederen, namelijk van Zacharias (1:68-79) en Simeon (2:29-32). Vier lofliederen in het evangelie van de blijdschap!

 

Gelukkig

Lucas noemt in zijn evangelie ook de zaligsprekingen van Jezus. Diegenen zijn zalig (dat is: gelukkig) die dat in de ogen van de wereld helemaal niet zijn (6:20-23). Zij zijn blij en zullen lachen (6:21).

Als er twee discipelen van Johannes de Doper bij Jezus komen, noemt de Heiland zalig wie geen aanstoot aan Hem neemt (7:23). En korte tijd later prijst iemand Maria, de moeder van Jezus, gelukkig. Zij heeft Jezus in haar schoot gedragen. Haar borsten gaven Hem te drinken. Jezus zelf reageert op deze uitspraak. Hij spreekt dan over diegenen die meer reden hebben zich gelukkig te prijzen: zalig zijn degenen die het woord van God horen en het bewaren (11:27-28). Wie zalig is, is een blij mens.

Blijdschap is er ook voor diegenen die het evangelie verkondigen. Kijk naar degenen die door Jezus worden uitgezonden en met blijdschap terugkeren van hun missie. Zij verklaren dat de boze geesten zich aan hen onderwerpen in zijn naam (10:17). Maar Jezus relativeert hun blijdschap: Verheug u er niet over dat de geesten zich aan u onderwerpen, maar verheug u omdat uw naam in de hemel opgetekend is (10:20). Direct daarna staat er dat Jezus zich door de heilige Geest verblijdt dat deze dingen aan kinderen zijn geopenbaard (10:21).

Voor de volksgenoten van Jezus was er ook alle reden om zich te verheugen over de heerlijke dingen die Hij deed. Hij genas bijvoorbeeld een vrouw die al achttien jaar aan een geest van zwakheid leed en verkromd was. Lucas vertelt dan dat de hele menigte zich verheugde over al 'de heerlijke dingen' die Jezus deed (13:17). Diegenen zijn ook zalig die hun huis openstellen voor mensen uit de zelfkant van de samenleving en gastvrij zijn (14:14-15).

In hoofdstuk 15 klinkt het evangelie van blijdschap in drie prachtige gelijkenissen. De herder tilt zijn schaap dat verloren was, met blijdschap op zijn schouders. Hij roept mensen op met hem blij te zijn. Zo is er  blijdschap in de hemel over één zondaar die zich bekeert. Ook de vrouw die een verloren drachme terugvindt, roept mensen op met haar blij te zijn. En dan opnieuw spreekt Jezus over blijdschap in de hemel. In de gelijkenis van de verloren zoon staan feest en vrolijkheid centraal. Zo wordt duidelijk dat de Christus is gekomen om het verlorene te zoeken en te behouden. Reden tot grote blijdschap!

Zacheüs ontving Jezus met blijdschap in zijn huis (19:6). En toen Jezus later Jeruzalem binnenging, prees de menigte van de discipelen God met blijdschap (19:39). Blijdschap was er vooral ook na de opstanding van Christus uit de doden. De Emmaüsgangers konden van blijdschap niet geloven dat Jezus bij hen was (24:41). Na de hemelvaart keren de discipelen terug naar Jeruzalem 'met grote blijdschap' (24:52-53). Zoals het evangelie begon, eindigt het ook.

 

Handelingen

In De handelingen van de apostelen wordt deze lijn voortgezet. In zijn pinksterpreek haalt Petrus een woord van Psalm 16 aan en past dat toe op Christus: Daarom is mijn hart verheugd en mijn tong verblijd, omdat God de zijnen niet aan verderf prijsgeeft! (2:25-28).

De eerste christenen gebruiken hun maaltijden met blijdschap (2:46). Op een gegeven moment worden Petrus en de andere apostelen gevangengezet en gegeseld. Als ze worden vrijgelaten, zijn ze blij dat ze verwaardigd waren ter wille van de naam smadelijk behandeld te zijn (5:41).

Filippus predikte het evangelie in Samaria. Onreine geesten worden uitgebannen, en verlamden en kreupelen genezen. Er komt dan grote blijdschap in die stad (8:8). In datzelfde hoofdstuk staat ook het verhaal over de Ethiopiër, die zijn weg met blijdschap verder gaat (8:39).

Ook Barnabbas was blij. Hij reisde af van Jeruzalem naar Antiochië, omdat een groot aantal Grieken tot bekering was gekomen. Daarover verheugde hij zich (11:23).

Toen Petrus door Herodes in hechtenis was genomen en daarna door een engel van de Here was bevrijd, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes Marcus. Rode vergat van blijdschap de deur open te doen (12:14).

Tijdens zijn eerste zendingsreis bracht Paulus het evangelie in Antiochië in Pisidië. Toen de heidenen het woord van God hoorden, verblijdden zij zich en verheerlijkten het woord van de Here (13:48). Maar er kwam tegenstand en vervolging. De Joden dreven Paulus en Barnabas de stad uit, gingen verder, naar Ikonium, 'en de discipelen werden vervuld met blijdschap en met de heilige Geest' (13:52).

 

Vervulling met de Geest gaat samen met vervulling van blijdschap. Deze blijdschap is dat God zijn genade betoont en belooft bij ons te zijn. Zoals de twee boeken van Lucas helemaal doortrokken zijn van blijdschap, mag ons leven daarvan doortrokken zijn, door de Geest van Pinksteren.

 

D. J. Steensma, Feanwâlden


Commentaar

  • Zien en zijn 2025-06-07 08:46:46

    Ik worstel ermee. Onlangs hoorde ik twee uitdrukkingen die me sindsdien bezighouden. Het ging over...

  • Eeuwig dankbaar 2025-05-24 07:16:04

    Doetinchem heeft zich mooi op de kaart gezet. Dit jaar vierde koning Willem-Alexander zijn...

  • Rust 2025-05-10 07:24:12

    Een aantal (grote) bedrijven heeft er in de afgelopen jaren voor gekozen om een vierdaagse...

  • Bevrijding en vrede – wij gedenken 2025-04-25 08:13:45

    Dit nummer verschijnt kort voor de officiële dodenherdenking – met de kransleggingen op de Dam in...