De Emeritikas en de pensioenen
De laatste zin van de beroepsbrief die door de kerkenraad aan een beroepen predikant gezonden wordt luidt: ?Tenslotte garandeert de kerkenraad u de door de generale synode vastgestelde uitkering naar art. 13 K.O bij eventuele emeritaatverlening, tijdens uw dienst en aan uw gezin bij uw overlijden alhier?.
De emerituspredikant behoudt de eer en de naam van dienaar des Woords. Het ambt van dienaar des Woords is een ambt voor het leven. Wanneer de uitoefening van het ambt bezwaarlijk is geworden, betekent dat niet dat het ambt daardoor zou vervallen. Een emerituspredikant is dus een volwaardig predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland en blijft als zodanig ook verbonden aan een van de plaatselijke kerken. De zorgplicht voor emerituspredikanten, predikantsweduwen en ?wezen blijft ook berusten bij deze plaatselijke kerk. De uitvoering van deze zorgplicht wordt in onze kerken toevertrouwd aan de deputaten emeritikas. In gezamenlijkheid wordt de zorgplicht ingevuld, dat wordt ook wel aangeduid als het ?verzorgingsprincipe?.
De vraag kan gesteld worden of de toepassing van dit principe in de toekomst wel haalbaar is. Meer en meer gaan er, van zowel kerkenraden, individuele leden als predikanten, stemmen op om over te stappen op een (individueel) premiestelsel.
Pensioenwet 1996
Al bij de voorbereidingen voor de nieuwe Pensioenwet (ingegaan op 1 januari 1996) is door de PKN aangegeven, dat het pensioenfonds voor hun predikanten onder de werking van die nieuwe wet diende te gaan vallen. Daarmee kreeg de invoering van de Pensioenwet ook gevolgen voor alle andere emeritaatfondsen in Nederland. Als emeritaatfondsen het verzekeringsbedrijf uitoefenen moeten ze aan de wettelijke eisen voldoen waarbij het niet mogelijk is dat er fondsen buiten het toezicht vallen. In beginsel zou dus ook onze Emeritikas onder de werking van de Pensioenwet komen te vallen.
Door de Generale Synode 2007 is aan deputaten Emeritikas de opdracht verstrekt een commissie in te stellen die als opdracht heeft om
a. de gevolgen van de nieuwe pensioenwet voor de Emeritikas te inventariseren; en
b. de gevolgen van het toezicht van de Nederlandsche Bank N.V. in kaart te brengen.
De gevolgen van de Pensioenwet 1996
Indien wordt vastgesteld dat een emeritaatfonds het verzekeringsbedrijf uitoefent, wordt toezicht door De Nederlandsche Bank (DNB) uitgeoefend. Gevolg van het toezicht is, dat voorwaarden aan een emeritaatfonds worden gesteld.
Bij die voorwaarden valt te denken aan:
? goed bestuur (d.w.z. een organisatie die zo is ingericht, dat een goed bestuur is gewaarborgd het geen o.a. tot uitdrukking komt in de samenstelling van het bestuur);
? de bedrijfsvoering (beheersing van de bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico?s, de integriteit, de soliditeit en de financi?le positie op de lange termijn). Zo wordt een minimale eis voor kapitaaldekking van 105% vereist die, afhankelijk van de samenstelling van de portefeuille, moet groeien tot 130%;
? het beleid, de deskundigheid en de betrouwbaarheid; en aan
? de periodieke verslaglegging.
Tenslotte zijn er ook nog gevolgen voor de kosten. De kosten van het toezicht moeten door de pensioenfondsen en verzekeraars zelf worden opgebracht. Slechts 11% van de kosten wordt door het rijk betaald, de overige 89% wordt doorberekend aan de afnemers.
Als gevolg van de economische crisis zakten in 2008 zowat alle pensioenfondsen onder de dekkingsgraad van 130% of hebben een dekkingstekort (onder de 105%). Als een pensioenfonds onder de dekkingsgraad van 105% komt, betekent dit dat een herstelplan moet worden ingediend om binnen 5 jaar (was 3) weer op 105% te komen. Als de dekkingsgraad boven de 105% maar beneden de 130% ligt, betekent dit dat een herstelplan moet worden ingediend om binnen 15 jaar weer op 130% te komen.
De gevolgen van het toezicht
Door deputaten Emeritikas is aan DNB verzocht te toetsen ?f de Emeritikas van onze Christelijke Gereformeerde Kerken onder toezicht valt en zo ja, welke wetgeving dan van toepassing is. Bij die toetsing is allereerst bekeken of er sprake is van de uitoefening van het (levens)verzekeringsbedrijf in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Als dat het geval zou zijn, zouden we er nog voor kunnen opteren als pensioenfonds onder de Pensioenwet te vallen. Na twee jaren van onderzoek en toetsing is door DNB de conclusie getrokken, dat de Emeritikas van onze Christelijke Gereformeerde Kerken niet onder de Wft valt. Op 27 november 2008 kregen deputaten Emeritikas van DNB dit bericht schriftelijk bevestigd.
De twee belangrijkste redenen daarvoor zijn:
1. er is geen sprake van een verbintenis tot premiebetaling aan de Emeritikas of een verbintenis tot uitkering van de Emeritikas aan de plaatselijke kerken; en
2. er is geen sprake van door de Emeritikas gesloten (verzekering)overeenkomsten in de zin van het Burgerlijk Wetboek.
Strikt genomen zou hiermee de opdracht van de generale Synode 2007 aan de ingestelde commissie kunnen worden be?indigd. En zou met die gegevens dus aan de Generale Synode 2010 in dit opzicht geruststellend gerapporteerd kunnen worden.
De eisen die DNB aan een pensioenfonds of verzekeraar stelt (o.a. transparantie, deskundigheid) zijn op zich goed. Dus ook al is dan het toezicht niet op de Emeritikas van toepassing, toch kan geprobeerd worden die eisen wel zoveel mogelijk te volgen.
Deputaten Emeritikas proberen bijv. ook transparant te zijn. Dat blijkt uit de duidelijke, leesbare en inzichtelijke jaarverslagen.
De leden van het Deputaatschap Emeritikas zijn deskundig. Zo maken o.a. deskundigen op het gebied van pensioenen, verzekeringen, sociale zekerheid, beleggingen en financi?n deel uit van het deputaatschap. Voor de actuari?le berekeningen kan een beroep worden gedaan op een deskundige actuaris uit onze kerken.
Bovendien werken deputaten Emeritikas erg goedkoop.
Nu het toezicht van DNB er niet is, zou dat allemaal zo kunnen blijven. Maar het is de vraag of dat naar de toekomst toe verstandig en haalbaar is.
Deputaten Emeritikas doen wat naar de mens gesproken in hun vermogen ligt, alles binnen de grenzen zoals die door de Generale Synode zijn bepaald. Er zijn zorgen. Op het financi?le vlak is er altijd aandacht voor de kapitaaldekking zoals die wordt toegepast in de pensioengedachte. De dekkingsgraag in de Emeritikas ligt al jaren tussen de 40% en 50%. De gevolgen van de economische crisis waren ook van invloed op de beleggingen van de Emeritikas: in 2008 daalde de waarde van de beleggingen met bijna 10%. De dekkingsgraad daalde daardoor tot 42%. Getalsmatig voldoen onze kerken dus ? uitgaande van de normen voor de pensioenstelsels ? riant aan de normen om fikste herstelplannen te bedenken. Omdat de Emeritikas niet onder de werking van de Pensioenwet valt, is dit niet nodig.
De emeritaatuitkeringen worden niet vanuit een pensioenstelsel gefinancierd, maar vanuit een omslagstelsel. Op elke Generale Synode is er aandacht voor die omslag. Zolang de kerken de omslag trouw blijven afdragen, is er niets aan de hand. Maar het aantal emeritipredikanten stijgt, de uitkeringen stijgen en het aantal kerkleden daalt. Steeds minder mensen moeten dus steeds hogere uitkeringen gaan opbrengen. Dat betekent dus dat er in ieder geval ook in de toekomst altijd bijzondere aandacht van de Generale Synode voor de hoogte van de omslag zal worden gevraagd. E?n ding is duidelijk: de omslag zal fors gaan stijgen in de toekomst.
Aan onze predikanten geven de plaatselijke kerken toezeggingen en garanties af voor hun onderhoud in de toekomst. Om daar in gezamenlijkheid in de toekomst aan te kunnen blijven voldoen, is een grote opgave. De door deputaten Emeritikas ingestelde Commissie gevolgen Pensioenwet zal aan de Generale Synode 2010 in een rapport uiteenzetten wat de (on)mogelijkheden zijn. Daarbij wordt er ook gekeken naar mogelijkheden om de inkomsten te verhogen en de uitgaven te beperken.
C. van Beveren
Penningmeester Emeritikas