Gebed
Wee mij, want ik heb nog niet gebeden… Voor velen, vrees ik, een herkenbare verzuchting. De dingen van alle dag vallen zo over ons heen dat tijd om te bidden er blijkbaar bij inschiet. Gebeurtenissen, evenementen, volle agenda’s, verjaardagen, verplichtingen – ze stapelen zich op en rijgen zich aaneen. Wee mij, want ik heb nog niet gebeden… Zo’n uitroep is op zichzelf nog te beschouwen als een gebed, als een hartekreet. Maar of dat de bedoeling is van bidden is maar zeer de vraag. Niet alleen komt er veel op ons af. We zoeken het ook op. Hebt u al gehoord van de nieuwe ziekte infobesitas? Angst om er niet bij te horen. Om iets te missen van de berg informatie. Enerzijds valt de wereld over ons heen. Anderzijds storten we ons in die wereld. Is er dan nog plek voor het gebed? Wee mij…
Heer, leer ons bidden. Dat verzoek deden Hem zijn discipelen toen ze Hem hadden zien bidden (Lucas 11). Psalm 62:1: Alleen bij God vindt mijn ziel haar rust… Opwekking 125: Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. We kénnen het Onze Vader. We wéten dat bij God de rust te vinden is. We géven zingend aan tot Hem te komen. En in dat kennen, weten en aangeven ligt ook vaak een meer of minder diep verlangen naar het leven met God opgesloten.
In een boek trof ik een krantenknipsel aan. Het was van de hand van Jos Brink. Er stond op het oude stukje krantenpapier geen datum. Hij schrijft over een vrouw die elke dag een half uur probeerde te reserveren voor God en haar samen. Maar die vrouw had haar ogen nog niet dicht gedaan of ze zag een plant die hoognodig water moest hebben… En dan ging de telefoon… Maar die mevrouw kijkt wel elke dag Goede tijden, slechte tijden. ‘Al krepeert de hele flora om haar heen, al rinkelen er duizend telefoontoestellen, dat halfuurtje is voor háár. En daar had ik ‘r’, zo vermeldt Brink.
Daar had ik ‘r. Daar heb ik je. Daar kijk ik in de spiegel. Dat halfuurtje is van mij Vroeger hadden we het veel over toe-eigening van het heil. En vandaag worstelen we met toe-eigening van de tijd! De tijd is van mij! Dat is dan ’t eerste gebed: Maak mijn uren en mijn tijd tot uw lof en dienst bereid (Gezang 473). Wee mij, want ik heb nog niet gebeden… En woorden suizen in mijn oren: Bekeer u! En ik snap opeens die vraag van die discipel: Heer leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft. Missen we iets in de prediking vandaag?
Groningen
N. Vennik