Tijdens de laatste vergadering van de particuliere synode van het Noorden kwam een rapport van het deputaatschap kerk en Israël aan de orde. Dat rapport maakt melding van een persbericht dat vorig jaar is uitgebracht. Deputaten verklaarden via dat bericht dat zij zich schaarden achter een brief van de Protestantse Kerk in Nederland aan de fractievoorzitters van de partijen in de Tweede Kamer. Deze brief zei dat het moderamen van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland onaangenaam getroffen was over het initiatief wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren betreffende het verbod op ritueel slachten zonder voorafgaande bedwelming. Onze deputaten deelden het standpunt dat verwoord was in die brief. Een dergelijk verbod zou onze joodse landgenoten in het hart van hun geloof en bestaan treffen. Joden met een orthodoxe levenswijze zouden ernstig worden belemmerd in hun religie. Er zou een ernstige inbreuk worden gepleegd op de godsdienstvrijheid. Met dit persbericht hebben onze deputaten indirect invloed willen uitoefenen op politici. Ze vonden dat zij hun afkeuring over het voorgestelde wetsontwerp kenbaar moesten maken.
Tijdens de vergadering van de synode kwam de vraag naar voren of de kerk daarover wel zou mogen spreken. Ligt dat wel op haar terrein? Moet een protest tegen maatregelen van de overheid niet eerder komen van individuele kerkleden? Kan een deputaatschap namens heel de kerk een dergelijk bericht doen uitgaan? Wie spreekt namens wie?
Het spreken van de kerk in politieke zaken ligt gevoelig. Dat bleek bijvoorbeeld in de tweede helft van de twintigste toen protestantse kerken zich uitspraken tegen het gebruik van kernwapens en daarna ook tegen het bezit daarvan. Politiek geladen uitspraken van de kerk roepen vaak kritiek op. In 1999 hebben kerken uitgesproken dat de overheid een grens zou passeren wanneer zij de toen op stapel staande euthanasiewet zou aanvaarden. Euthanasie zou in het wetboek van strafrecht moeten blijven staan. Kort geleden heeft de Protestantse Kerk in Nederland zich opnieuw tot de overheid gericht. Op 19 april 2012 sprak zij zich uit tegen de bestaande plannen voor bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking en verklaarde zij dat verder bezuinigen onverantwoord is.
Onze kerken zijn altijd terughoudend geweest in het doen van uitspraken in de richting van de overheid. Toch spreekt ook onze kerkorde over deze taak (art. 28). In voorkomende gevallen zullen de kerken zich met het getuigenis van het evangelie tot de overheid richten. Dat getuigenis moet de overheid eraan herinneren dat zij aan Gods normen en heerschappij onderworpen is. Kerken hebben een profetische taak zoals ook een individuele christen deze taak heeft. Zeker past in dat opzicht de kerk bescheidenheid en moet zij haar plaats in de samenleving weten.
Maar vorig jaar achtten deputaten het moment gekomen dat zij niet mochten zwijgen. De kwestie was duidelijk. Binnen de kerken was de gedachte algemeen dat de overheid met het beoogde wetsvoorstel een maatregel zou nemen die ingaat tegen de vrijheid van burgers en de vrijheid van godsdienst. Op dat moment heeft het deputaatschap terecht en adequaat gehandeld. Toen moest gesproken worden, ook al vermeldt de instructie van deputaten niet dat zij zouden moeten deelnemen aan het publieke debat. Tijd voor uitgebreid overleg in bredere verbanden van het kerkelijk leven was niet mogelijk. De nood van de tijd drong. Helaas heeft de Tweede Kamer vorig jaar dit wetsvoorstel wel aangenomen. Maar gelukkig was de Eerste Kamer wijzer: het wetsvoorstel werd verworpen. Ook in de toekomst zullen onze kerken zich in voorkomende gevallen met een getuigenis van het evangelie moeten richten tot de overheid. De wijze waarop dat moet gebeuren, vraagt overigens wel een verdere doordenking.
Feanwâlden
D. J. Steensma