Onlangs publiceerde De Wekker een interview met de voorzitter van de laatstgehouden generale synode van onze kerken, ds. P. D. J. Buijs. Dit interview vond plaats in verband met de volgende synode, die eind augustus zal worden geopend. Diverse onderwerpen komen aan de orde, ook de kerkelijke eenheid. Wat zal de synode doen? Gaat zij de samenwerking tussen gemeenten uit ons kerkverband en die uit andere kerkverbanden stimuleren of juist niet? De oud-voorzitter vraagt zich af of we werkelijk 'zo' moeten blijven inzetten op een institutionele eenheid, een eenheid tussen kerkverbanden.
Zouden we daarnaar streven, dan zou een deel van de kerken niet meegaan. De vraag is of we ons niet veel meer moeten inzetten om plaatselijke eenheid te stimuleren. Ds. Buijs noemt het belangrijk dat je op plaatselijk niveau kijkt naar wat je samen kunt doen. Dan kan er soms prima samengewerkt worden tussen een kerk uit ons kerkverband en een gereformeerd-vrijgemaakte of Nederlands-gereformeerde kerk. Dat is de lijn die onze synode steeds meer volgt. Daar heeft de oud-preses gelijk in. Die lijn was ook zichtbaar toen in 2010 het besluit werd genomen dat predikanten uit de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Hersteld Hervormde Kerk mogen voorgaan in onze kerken. Op plaatselijk niveau kunnen gemeenten en predikanten veel voor elkaar betekenen.
Op dit interview zijn reacties gekomen. Miranda Renkema, lid van de redactie van De Wekker, wijst erop dat de opdracht tot het zoeken van eenheid van kerkverbanden wel degelijk geldt. Die opdracht is er vanuit de eenheid die Christus tot stand heeft gebracht. Ook kerkverbanden zijn geroepen die eenheid te laten zien. Wat plaatselijk een opdracht van Christus is, is eveneens landelijk een opdracht.
Dat is waar. Daar heeft zij een punt. Toch zijn er situaties in het leven waarbij we met minder genoegen moeten nemen dan we op grond van Christus' opdracht zouden moeten nastreven. Dat kan plaatselijk in de samenwerking tussen twee kerken het geval zijn, maar ook landelijk.
Vast en zeker wil ook ds. Buijs vasthouden aan de belofte en opdracht tot eenheid in Christus, ook institutioneel. Maar tegelijkertijd constateert hij dat de omstandigheden ons ertoe dwingen met minder genoegen te nemen dan de gehoorzaamheid aan Gods gebod vraagt. De harde kerkelijke werkelijkheid is een factor die een blokkade opwerpt voor volledige gehoorzaamheid. De predikant van Ede benoemt dat het streven naar institutionele eenheid meer dan eens 'alleen maar leidt tot grotere scheuren'. Wat hij ondertussen doet, is wat we noemen: pleiten voor een compromis. Volgens prof. J. Douma neem je bij een compromis met minder genoegen dan datgene waar je op grond van Gods gebod naar zou moeten streven. Die mogelijkheid bestaat.
Maar… kenmerkend voor een compromis is óók dat je desondanks het doel voor ogen houdt. Dat kan niet anders dan dat je daarover pijn ervaart, en je je tegelijkertijd blijft 'inzetten' om het doel te bereiken, en hier in dit geval ook 'zo' zult blijven inzetten. Daar zit de frictie in wat ds. Buijs zegt over kerkelijke eenheid. Aan de ene kant pleit hij voor een compromis. Aan de andere kant gaat hij in tegen wat een compromis tot compromis maakt, namelijk dat je je juist wel 'zo' blijft inzetten voor een volledige gehoorzaamheid aan Gods gebod. Zijn taxatie is correct, getuigt van nuchterheid, maar zou beter overkomen en gecommuniceerd worden wanneer daarin iets had doorgeklonken van de pijn die eigen is aan elk compromis. De opdracht tot eenheid is niet aan een enkele plaats en gemeente gebonden, maar geldt ook landelijk en institutioneel. Met de daaraan verbonden inzet.
Feanwâlden
D. J. Steensma