Stel er is een kerkverband. En stel dat er binnen dat kerkverband een belangrijk verschil van mening heerst. En stel dat men binnen dat verband stappen zet teneinde dat meningsverschil op te lossen. Stel dat dit meningsverschil (het is overigens geen leergeschil) uiteindelijk aan de orde komt op de synode en dat een meerderheid daar van mening is dat één van twee van meningen de juiste is (een minderheid onthoudt zich bij de stemming en een andere minderheid stemt voor het andere standpunt). En stel nu dat die synode in haar wijsheid besluit een taakgroep in het leven te roepen om met de minderheid in gesprek te gaan. En stel nu dat één van de leden van de taakgroep in een interview in een blad van dat kerkverband zou zeggen dat de taakgroep er is om het genomen besluit verder toe te lichten (opmerking: nadat er al twee lijvige rapporten over geschreven zijn!) en het draagvlak voor dat besluit te verstevigen.
Hoe serieus wordt die minderheid dan genomen?
En stel dat een vooraanstaand synodelid in datzelfde blad aangeeft dat één van de gemeenten die het minderheidsstandpunt aanhangen zich gematigd uitlaat wanneer zij stelt aan het minderheidsstandpunt vast te houden. De matiging zou dan liggen in de door die gemeente gemaakte opmerking dat zij eraan hecht voluit binnen het kerkverband te willen blijven functioneren.
Hoe serieus wordt die minderheid dan genomen?
Onlangs was ik bij een gesprek betrokken waarin het in het algemeen ging over geschillen binnen een kerkverband. Een van de aanwezigen verwoordde toen dat wanneer één van de partijen in zo’n geschil op ramkoers gaat liggen dat voor de eenheid in het kerkverband fnuikend zou zijn.
Wat ik wil zeggen: je hebt ramkoers én ramkoers. De harde en de zachte. Maar het bijvoeglijk naamwoord is hier niet zo interessant. Het gaat om het zelfstandig naamwoord. En dat zelfstandig naamwoord luidt: ramkoers; dit is: koers van een object of denkwijze die zal leiden tot een botsing of een conflict.
Bij een leerverschil is een ramkoers al niet aan te bevelen. Laat staan voor zo’n koers te kiezen in de door mij hierboven getekende hypothetische situatie waarin geen sprake van een leerverschil. Dan zou een harde ramkoers natuurlijk helemaal niet kunnen. En een harde ramkoers met het uiterlijk van een zachte zou zeker uit den boze zijn.
Zwolle, N. Vennik