Ten tijde van de regering van dictator Jozef Stalin vonden er
zuiveringsacties plaats in de Sovjet-Unie. Tijdens een van deze acties
werden twaalf priesters ter dood veroordeeld. Op het moment dat ze
terechtgesteld zouden worden, kwam uit Moskou het bericht dat een aantal
van deze geestelijken gratie had gekregen: de helft van de priesters
zou levenslang krijgen en de andere helft de kogel. Concreet betekende
dit dat de eerste persoon werd doodgeschoten, de volgende niet, de
volgende weer wel, enzovoort. Om dit uit te voeren werden de priesters
opgesteld in een rij, schouder aan schouder. Aan het einde van deze rij
stond een oude priester. Naast hem stond een jonge. De oude priester had
snel berekend dat hij zou blijven leven en dat zijn jonge broeder de
kogel zou krijgen. Vlak voordat het vonnis zou worden voltrokken,
wisselde de oude priester van plaats. Hij pakte de jonge priester bij de
schouders en dwong hem om op zijn plaats te gaan staan. Dat kostte de
oude priester zijn leven. Het bovenstaande verhaal brengt ons in gedachten naar Golgotha. Daar ging Christus in plaats van zijn kinderen de dood in. Hij werd ter dood veroordeeld in plaats van de ter dood veroordeelden. Niet voor vrienden, maar voor vijanden. Iemand zei eens: “Daar heb ik toch echt niet om gevraagd.” En dat is waar. Trouwens… geen mens had Hem daarom gevraagd. En dat is nou precies het wonder!