Je hebt ruzie met je klasgenoot. Jij vroeg hem of hij jou wilde helpen met je huiswerk. ‘Nee!’ zei hij. Jij boos, je begrijpt het niet. Waarom wil hij mij niet helpen, denk je bij jezelf. Nou, dan hoef ik ook niks meer met je te maken te hebben! Of niet? Werkt het anders?
God riep Jona. Lees maar mee: “Eens richtte de HEER zich tot Jona, de zoon van Amittai: ‘Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad, om haar aan te klagen, want het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend.’ En Jona maakte zich gereed, maar vluchtte naar Tarsis, weg van de HEER. Hij ging naar Jafo en vond er een schip met bestemming Tarsis. Hij betaalde de overtocht en ging aan boord om mee te varen naar Tarsis, weg van de HEER.” Jona moet aan het werk voor God. God wil dat Jona Nineve aanklaagt, in de hoop dat de mensen daar zich bekeren. Maar wat doet Jona? Hij gaat weg. Precies de andere kant op, naar Tarsis, ver, ver weg! En God is het daar niet mee eens. Want direct daarna lees je dat er een grote storm komt. En alle matrozen zijn bang, want het schip dreigt te breken. Ze vragen zich af: waarom gebeurt dit? “Door mij komt dat!” zegt Jona. “Gooi mij maar in de zee, dan houdt de storm op”. Jona dacht dat hij voor de ongehoorzaamheid aan God moest sterven. Jona deed niet wat God van hem vroeg. En nu, nu wordt hij in de zee gegooid. Maar wonderbaarlijk: er komt een walvis. Een hele grote, en die slokt Jona op. God redt Jona, ondanks Jona’s ongehoorzaamheid.
Dat vind ik persoonlijk het mooie aan het verhaal van Jona. Jona zegt nee tegen God, maar God houdt Jona vast. Hij laat hem niet sterven, maar geeft Jona nog een kans op weer naar God te gaan luisteren. Ik geloof dat God ook zo bij jou en bij mij werkt. Ondanks dat wij vaak nee zeggen tegen God, doet God de deur niet dicht. Dan is het niet direct verloren. Onze ongehoorzaamheid wordt niet direct afgestraft. God wacht. God heeft geduld.
Je leest daarna ook het gebed van Jona, dat hij doet in de vis. Ik denk niet dat hij dat gebed stil geeft gebeden. Het is een loflied op God! “In mijn nood roep ik de HEER aan en hij antwoordt mij. Uit het rijk van de dood schreeuw ik om hulp – u hoort mijn stem! U slingerde mij de diepte in, naar het hart van de zee. Door kolkend water ben ik omgeven, zwaar slaan uw golven over mij heen. Ik dacht: Verstoten ben ik, verbannen uit uw ogen. Maar eens zal ik opnieuw uw heilige tempel aanschouwen. Het water stijgt tot aan mijn lippen, muren van water storten op mij neer, zeewier om mijn hoofd verstikt mij. Ik zink tot de bodem, waar de bergen oprijzen, naar het rijk dat zijn grendels voorgoed achter mij sluit. Maar u trekt mij levend uit de dood omhoog, o HEER, mijn God!” God liet Jona niet los. En na drie dagen werd hij op het land gespuwd en heeft hij een hele stad zich doen bekeren tot God.
Misschien hebben mensen jou wel teleurgesteld. En heb jij ze vervolgens de deur gewezen, en wilde je niks meer met hen te maken hebben. God is niet zo. Als wij Hem teleurstellen, blijft er altijd een deur open. En misschien is het goed om ook de mensen die jou en mij teleurgesteld hebben niet uit je leven weg te duwen. Even wat afstand, dat is goed. Even time-out. Maar doe, net als God niet bij ons, niet de deur dicht. Denk daar eens over na, en lees het boekje Jona. God laat jou nooit vallen!
Bram Hofland