De aangevochten profeet
Sla voor de aardigheid Nehemia 11 eens open. In dat hoofdstuk is te lezen hoe het volk na de Babylonische ballingschap terugkeerde naar hun woonplaatsen. In 36 verzen wordt beschreven welke mensen naar welke plaatsen terugkeerden. Typisch zo?n droog lijstje dat je overslaat bij het bijbellezen. Tenminste, totdat je in vers 32 ineens dat ene plaatsje tegenkomt: Anathoth.
Bijzonder?
Als je wilt weten waarom dat zo bijzonder is, dan moet je terug naar Jeremia 32. Daar vinden we de profeet Jeremia. Hij was door koning Zedekia vastgezet omdat zijn profetie?n over de ondergang van Jeruzalem niet erg populair waren bij de koning en zijn dienaren. Daar, in de koninklijke gevangenissen, kreeg de profeet een boodschap van God. Zijn neef Haname?l zou bij hem langskomen met de vraag of Jeremia diens akker in Anathoth over wilde kopen.
Haname?l kwam inderdaad naar de koninklijke gevangenissen. Hij was kennelijk in de schulden was geraakt en bezocht daarom Jeremia met de vraag of die hem kon helpen door de akker over te nemen. Aldus geschiedde. Jeremia gaf zijn neef het verschuldigde bedrag en liet onder toeziend oog van getuigen een koopakte opstellen. Dat deed hij niet zomaar. God had hem duidelijk gemaakt dat er een profetie aan vast zat: ?Want zo zegt de HERE (?): er zullen weer huizen en akkers en wijngaarden gekocht worden in dit land? (Jer. 32: 15).
Jeremia twijfelt
Ondanks dit woord van God was Jeremia er niet helemaal gerust op. Eigenlijk vond hij het maar een belachelijke aankoop. De Babyloni?rs stonden namelijk op het punt om Jeruzalem in te nemen en hijzelf was degene die geprofeteerd had wat er daarna zou volgen: vernietiging van de stad en ballingschap voor haar inwoners. Wat moest hij dan met die akker? Hij kon er nu niet bij (Jeruzalem was omsingeld) en hij zou ook later nooit van zijn aankoop kunnen genieten. Dat bracht hij ook in gebed bij God: U laat mij nu wel een akker kopen, maar kijk eens naar de situatie! Die is daar toch helemaal niet naar? (vs. 24-25)
Is Mij iets te wonderlijk?
Dan komt het antwoord van God: ?Zie, Ik, de HERE, ben de God van al wat leeft; zou voor Mij iets te wonderlijk zijn?? Jeruzalem zou inderdaad ingenomen worden en het volk zou gestraft worden voor de begane zonden, maar dat zou niet het einde zijn: ?Er zullen akkers gekocht worden in dit land, waarvan gij zegt: Een wildernis is het, zonder mens en dier, het is in de macht der Chaldee?n gegeven; akkers zal men voor geld kopen en koopbrieven schrijven, deze verzegelen en door getuigen doen bekrachtigen in het land van Benjamin, in de omstreken van Jeruzalem, in de steden van Juda, van het Gebergte, van de Laagte en van het Zuiderland; want Ik zal in hun lot een keer brengen, luidt het woord des HEREN.?
Dat is natuurlijk een mooie belofte. Nehemia 11: 32 laat zien dat er inderdaad weer akkers gekocht en verkocht zouden worden in Anathoth. Dat is natuurlijk op zich al een mooi gegeven en iets om altijd voor ogen te houden. God doet wat hij zegt en Hij is begaan met zijn volk, al straft Hij zijn kinderen soms voor een tijd vanwege hun zonden. Toch wil ik nog een stapje verder gaan.
Moeilijk
Laten we wat inzoomen op Jeremia. Hij zag alleen de verwoesting van Jeruzalem, de deportatie van een deel van zijn volksgenoten en de vlucht van een laatste rest die in Juda achtergebleven was naar Egypte (Jer. 43: 7). Dat was natuurlijk niet echt een rooskleurige situatie. In de Klaagliederen, die uit de tijd van de ballingschap stammen en wel aan Jeremia worden toegeschreven, proeven we daar iets van. Neem bijvoorbeeld het derde Klaaglied, waar sombere dingen staan als ?Gij hebt mijn ziel het heil doen derven (missen), ik ben vergeten wat geluk is? (Kl. 3: 17). Wij weten uit wat Nehemia heeft laten optekenen en uit andere bijbelgedeelten (2 Kron. 36: 22, Ezra 1:1, Dan. 9: 2) dat de belofte van God inderdaad is uitgekomen. Jeremia maakte dat niet mee. Hij moest ?maar? geloven dat Gods woorden waarheid zouden worden. En dat was niet altijd makkelijk, als we kijken naar Jer. 32: 24-25 en de dingen die we in de Klaagliederen lezen. Dat is een troost als je het zelf moeilijk vindt om vast te houden aan de beloften van God. Ook ?grote? profeten vonden dat niet altijd makkelijk. Desondanks was God er, om hen te ondersteunen en om door de loop van de geschiedenis heen steeds weer te laten zien dat Hij doet wat Hij belooft. Daar mag je op terugkijken en hoop uit halen. Zie je er ook iets van in je eigen leven?
Alexander Weggemans