Commentaar op de brief aan de Hebreeën
Op de titelpagina wordt vermeld dat dr. Jakob van Bruggen een bijdrage aan dit commentaar heeft geleverd, en wel de verklaring van Hebr. 10:19-13:25. In het woord vooraf vertelt Van de Kamp waarom. Hij aanvaardde Van Bruggens aanbod deze bijdrage te leveren, omdat het risico bestond dat hij als gemeentepredikant te lang bezig zou zijn met de voltooiing van dit commentaar.
Zoals gebruikelijk begint dit commentaar met een inleiding waarin aandacht wordt gegeven aan vragen zoals: wie schreef deze brief aan wie en waarom. Wat de auteur betreft sluit Van de Kamp zich aan bij de dikwijls geciteerde woorden van Origenes: wie de brief schreef, weet alleen God.
Wie de geciteerde woorden in hun verband leest, ontdekt dat Origenes schrijft dat hij ervan overtuigd is dat Paulus de auteur van Hebreeën is, maar dat hij niet weet wie de brief op pa-pier heeft gezet. Dat schreef prof. dr. B. Zuiddam in een artikel in het RD van 16 oktober 2010, als reactie op de verschijning van dit commentaar. Paulus maakte meer dan eens gebruik van een schrijver. Denk aan Tertius die de brief aan de Romeinen op schrift heeft gesteld (zie Rom. 16:22).
Heeft Van de Kamp de passage bij Origenes niet nagelezen? Is zijn interpretatie anders dan die van Zuiddam? Hij had er goed aan gedaan in dit - gereformeerde en wetenschappelijke - commentaar aan dit punt aandacht te geven. Dit voorbeeld laat zien dat ook een degelijk commentaar als dit niet volmaakt is.
De ondertitel die Van de Kamp aan zijn commentaar gaf is treffend: geloven is volhouden. Naar mijn mening is de vertaalkeus ‘een woord van bemoediging’ in Hebr. 13:22 als typering van de brief juist. Dit tegenover bijna alle andere vertalingen die vertalen met: dit woord van vermaning (zo SV en NBG).
Van de Kamp leest de brief echter wel als een brief vol vermaningen en waarschuwingen aan de gemeente van joden-christenen in Jeruzalem. Volgens hem heeft de auteur dit vermaan-woord geschreven om te waarschuwen tegen het afvallig worden van de levende God. Hij wil niet dat zij joden zonder Jezus worden.
Deze opvatting wordt door veel uitleggers gedeeld. De juistheid ervan lijkt het scherpst uit te komen in Hebr. 5:11-6:8. In deze passage gaat het over mensen die traag om te horen en geestelijk niet volwassen zijn geworden. Verder wordt onderstreept dat het onmogelijk voor afvalligen is opnieuw tot bekering te komen. Omdat geestelijke traagheid en onvolwassenheid de situatie van de lezers zou zijn, achtte de auteur het nodig hun deze brief als vermaanwoord te schrijven.
Tegen deze opvatting over de aanleiding en de inhoud van de brief kan worden ingebracht dat het heel merkwaardig zou zijn als de auteur het volwassenonderwijs over Christus’ priester-schap naar de orde van Melchisedek aan zijn lezers zou geven terwijl zij daar nog niet aan toe waren. Daarom geef ik dat onderwijs toch, zou hij dan in Hebr.6:1 schrijven. Vanwege de ernst van de situatie. Haalt onderwijs boven niveau dan iets uit? De vraag stellen is haar be-antwoorden.
Bovendien schrijft de auteur in Hebr. 6:9-12, meteen aansluitend aan de passage die de ge-loofscrisis van de gemeente bloot lijkt te leggen, dat hij wat zijn lezers betreft overtuigd is van het beste. Zij delen in het heil. Zij tonen liefde voor de naam van God. Medegelovigen bewij-zen zij hun diensten.
Volgens veel uitleggers is de verklaring hiervoor dat in 6:9-12 de auteur, na de scherpe ver-maningen, een andere toon aanslaat om zijn lezers te bemoedigen. De strenge taal moet niet het laatste woord hebben, zo verwoordt Van de Kamp deze mening die ook de zijne is.
Dat verklaart echter niet het grote inhoudelijke verschil. Het betekent ook dat aan 5:11-6:8 voorrang wordt gegeven boven 6:9-12 om te bepalen waarom de lezers deze brief ontvingen.
Hebr. 6:9-12 maakt juist duidelijk dat er bij de lezers geen sprake was van verslapping in het geloof. Wel vormden vervolgingen een grote bedreiging voor hun geloof. Daarom ontvingen zij deze brief als een woord van bemoediging, met uitvoerig onderwijs over Christus’ hoge-priesterschap. Voordat dat onderwijs vanaf 7:1 uitvoerig wordt gegeven, prikkelt de auteur zijn lezers hun volle aandacht aan dit onderwijs te geven.
Zo zie ik de hoofdlijn van de brief aan de Hebreeën, in navolging van het commentaar van P. Andriessen en A. Langlet (1971) Ik vind het jammer dat dit niet de lijn van het commentaar van Van de Kamp is en dat hij op dit punt niet de discussie met Andriessen en Lenglet aan-gaat.
Wie de brief aan de Hebreeën gaat bestuderen doet er goed aan ook dit commentaar te raadplegen. Het geeft belangrijke informatie over de brief aan de Hebreeën. Maar voor de hoofdlijn gaat mijn voorkeur uit naar het commentaar van Andriessen en Lenglet.
Amersfoort
D. Visser
N.a.v. Dr. P.H.R. van Houwelingen, Hebreeën, Geloven is volhouden, een uitgave van Kok in Kampen, ISBN 978 90 435 1811 6, prijs € 34,90