Zalig wie de hemel binnengaan
Het binnengaan van de gelovigen in de hemel wordt op een speciale manier omschreven. De apostel Johannes spreekt in dat verband over een opstanding. Zij die in Christus gestorven zijn, staan op in de hemel. Zij gaan dan het ware leven binnen. Dat is voor hen een bijzondere troost, maar ook voor ons. Wij mogen weten dat wie in de Here ontslapen zijn, opstaan in de hemelse heerlijkheid. Zij zijn weer levend geworden (Op. 20, 4).
Over dit leven spreekt Johannes niet alleen in het boek Openbaring, maar ook in zijn evangelie. Wie in Christus geloven leven en zullen leven, ook al zijn zij gestorven (Joh. 11, 25). Zij delen na hun sterven in de heerlijkheid van zijn opstanding uit de doden. Zij leven verder. De woorden 'zij werden levend' (Op. 20, 4) kunnen dan ook worden gelezen als: 'zij leefden'. Zoals zij op aarde met Christus leefden, zo mogen zij weer met Christus leven in de hemel. We moeten in dit verband letten op de bijzonder betekenis van het woord 'levend'. Dit levend-zijn is geen louter biologisch leven, maar een leven in verbondenheid met Christus. Het woord 'levend' staat in Openbaring steeds in verband met Christus. Hij is 'levend' tot in alle eeuwigheden. Hij is de eerste en de laatste en de levende (1, 18).
Terecht wordt over wie in de Here gestorven zijn, een zaligspreking uitgesproken: zalig en heilig is hij die deel heeft aan de eerste opstanding (Op. 20, 6). Maar deze opstanding van de gelovigen in de hemel is niet het laatste. Dit is nog maar een voorlopige situatie. Daarom wordt deze opstanding een 'eerste' opstanding genoemd. Het woord 'eerste' duidt in de Bijbel vaak op iets voorlopigs. Na de voorlopige opstanding van de gelovigen in de hemel, moet nog een laatste opstanding komen. Die opstanding zal plaatsvinden wanneer Christus wederkomt. Zij die in Christus zijn, zullen delen in de heerlijke werkelijkheid van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
De overige doden
Het lot van de andere doden die niet in Christus gestorven zijn, is eeuwig anders. Zij leven niet met Christus en zullen ook nooit met Hem leven. Daarom staat er dat 'de overige doden' niet weer levend werden (Op. 20, 5). Zij delen niet in het hemelse leven. De reden dat Openbaring spreekt over het lot van de overige doden, is geen andere dan dat daarmee de heerlijkheid van het lot van hen die in Christus zijn gestorven, wordt onderstreept. Terwijl de tegenstanders van de Christus nooit zullen delen in het ware leven, zullen de gelovigen daarin wel delen. Daarom lezen we dat de overige doden niet weer levend worden.
De woorden die daaraan zijn toegevoegd, zouden ons echter enigszins in verwarring kunnen brengen. Want de zin luidt: 'de overige doden worden niet weer levend voordat de duizend jaren voleindigd waren'. Dan zouden we kunnen denken dat er toch een tijd komt dat zij tot leven komen. Maar dat is onjuist. Deze woorden moeten wij als volgt lezen: 'de andere doden leefden gedurende duizend jaren niet'. Dat is: zij zullen 'nooit met Christus leven' (J. de Vuyst), ook niet als de tijd tussen hemelvaart en wederkomst voorbij is, de tijd die in het boek Openbaring wordt aangeduid met 'duizend jaren'. Zij hebben immers Christus verworpen. Er zal voor hen niets anders zijn dan een vreselijke opstanding ten oordeel (Joh. 5, 29). Deze 'overige' doden zullen nooit deel kunnen hebben aan het ware leven dat de Levende schenkt.
Eén opstanding in heerlijkheid
Ook Paulus spreekt over de opstanding van de gelovigen. Hij spreekt anders dan de Openbaring niet over een opstanding van de gelovigen in de hemel. Hij noemt alleen maar de uiteindelijke, definitieve opstanding bij de wederkomst van Christus. Dan zal de opstanding plaatsvinden in een verheerlijkt lichaam. Dat zal zijn wanneer de nieuwe hemel en de nieuwe aarde komt.
Paulus bemoedigt de gemeente van Tessalonica: zij die in Christus zijn gestorven, zullen bij zijn wederkomst niet worden vergeten. Daarover waren de christenen in Tessalonica namelijk ongerust: wat gebeurt er met onze gestorven broeders en zusters? Paulus stelt hen gerust. Zij zullen het eerst opstaan als Christus terugkomt (1 Tess. 4, 16). Christus zal hen zeker niet vergeten! Paulus leert hier niet dat er twee verschillende momenten zijn aan het einde van de tijden waarop gelovigen zullen opstaan. Nee, hij geeft troost aan hen die zich zorgen maken over hun gestorven broeders en zusters.
Ook in zijn eerste brief aan de Korintiërs spreekt Paulus over de opstanding van de gelovigen. Maar ook daar zegt hij niet dat er twee verschillende momenten zijn waarop die opstanding plaatsvindt (1 Kor. 15, 22-28). Wel maakt hij onderscheid tussen de opstanding van Christus en de opstanding van de gelovigen. Christus is als eerste opgestaan. Dat was zijn opstanding uit het graf. Vervolgens spreekt Paulus over de opstanding van de gelovigen bij de wederkomst van Christus. Maar hij noemt geen tweeërlei opstanding van de gelovigen.
Het feit dat Paulus spreekt over de opstanding van Christus uit het graf en vervolgens over de opstanding van de gelovigen bij de wederkomst van Christus, is niet in tegenspraak met de uitspraak van de apostel Johannes in de Openbaring dat de voorlopige en eerste opstanding van de gelovigen plaatsvindt wanneer ze bij hun overlijden naar de hemel gaan.
Koningschap van Christus
De uiteindelijke opstanding van de gelovigen zal werkelijkheid worden op de dag van Christus' wederkomst. Zij ontvangen dan een verheerlijkt lichaam. Dan is 'het einde' gekomen (1 Kor. 15, 23). Bij dat einde zal Christus het koningschap aan God de Vader overdragen (1 Kor. 15, 24. 28). Zichtbaar wordt dan wat nu nog verborgen is, namelijk dat Christus alle macht heeft in hemel en op aarde (Mat. 20, 28) en dat God alles aan zijn voeten heeft onderworpen (1 Kor. 15, 27). Zijn hemelvaart was daarvan een duidelijk teken. Op de dag van zijn wederkomst zal zijn tegenstander definitief zijn weggedaan. De overwinning die reeds bij zijn hemelvaart bleek, wordt dan in heerlijkheid voltooid.
Maar voordat dit moment gekomen is, moet er nog een harde strijd worden gestreden. Het feit dat de hemelse legermachten met de invasie zijn begonnen en de vijand de beslissende slag hebben toegebracht, wil nog niet zeggen dat de strijd ten einde is. Zeker niet. Hoewel gebonden vormt Satan nog een geweldige bedreiging. Christus moet strijden totdat Hij alle heerschappij, macht en kracht onttroond zal hebben (vgl. Ps. 2). De beelden die de Bijbel gebruikt voor deze regering zijn heel sterk. Maar zijn regering gebeurt niet met een letterlijke harde hand. Christus regeert vanuit de hemel door Woord en Geest. Zijn er machtiger wapens dan deze geestelijke wapens? Hij is Koning! Hoewel verborgen, ook vandaag! Dat is de troost van het evangelie en ook van het boek Openbaring.
Feanwâlden
D. J. Steensma