Zilver in de calvinistische kerk
Op de vooravond van de vrijdag waarop Hij de kruisdood stierf, vierden Christus en zijn discipelen het laatste avondmaal. Hij brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam’. Bovendien nam Hij een beker met wijn en zei: ‘Dit is mijn bloed (…), dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden’. Daarbij riep Hij zijn volgelingen op telkens opnieuw brood en wijn te nemen om Hem te gedenken.
En dat hebben christenen sindsdien met verve gedaan. In de loop der eeuwen gingen ze het avondmaalsritueel steeds meer cultiveren. Brood werd de gewijde hostie, vereerd in een zilveren monstrans, en alleen priesters mochten nog de wijn drinken. Van deze cultivering wilden de reformatoren graag af. Ze wilden terug naar de praktijk van de eerste Christenen, zoals in de Bijbel werd verwoord. Voor de verering van hosties vonden ze geen grond. Ook waren ze van mening dat àlle gelovigen èn het brood èn de wijn moesten delen, zodat de wijn niet alleen maar aan de voorganger voorbehouden was. Vanwege de versobering, aarzelden ze, om voortaan nog zilveren avondmaalsgerei te gebruiken. De reformatorische viering
Over de vroege reformatorische avondmaalsviering zijn we ingelicht door een brief, die Hermann Aquilomontanus, de pastor van Borssum – nu een wijk van de stad Emden – in 1539 schreef:
‘Het is nu al het achtste jaar dat ik in een erg klein dorp in Oost-Friesland als pastor werkzaam ben… Ik heb de kerk gereinigd, de afgodsbeelden, altaren en schilderijen verwijderd en doelmatig stoelen voor het horen van het Woord neergezet. De avondmaalstafel dek ik gepast, niet kostbaar maar proper, een tafelkleed wordt uitgespreid, witbrood wordt in een tinnen bakje uit mijn eigen huis neergezet, en uit een schoongemaakte tinnen beker wordt gedronken. Ik vier het avondmaal in gewone maar betamelijke kleding. Na het aanhoren van de preek staan allen op voor het gebed en belijden innig de geloofsbelijdenis die ik duidelijk en met heldere stem voorzeg. Degenen die onder de evangelische kerktucht staan (dat wil zeggen de lidmaten, red.) komen naar de tafel, gaan zitten en terwijl zij de instellingswoorden van het avondmaal aanhoren, nemen zij het door de pastor gebroken en neergelegde brood in de hand. Als het getal groter is dan het aantal plaatsen aan tafel, gaan de eersten staan en gaan de overigen zitten op dezelfde wijze en horen en handelen op gelijke wijze. Nadat de ceremonie van het maal beëindigd is, vermaan ik tot een Christelijke levenswandel, daarna dankt de gemeente God met één stem en zingt een slotlied.’
In essentie wordt het avondmaal in calvinistische gemeenten tot in onze tijd op dezelfde wijze gevierd. Lange tijd gingen de lidmaten daarbij om een tafel zitten en waren meerdere gangen nodig om ieder de gelegenheid tot het avondmaal te geven. De bekers waren aanvankelijk gewoon van tin, of ook wel van glas of hout. Maar in het einde van de 16e eeuw kwamen in en rondom Emden bij de reformatorische kerken zilveren avondmaalsbekers in gebruik. Het bleven echter wel eenvoudige bekers met een beperkte, praktische gravering die naar de kerk, de schenkers of het avondmaal zelf verwees. Het is goed er op te wijzen dat in de zestiende en zeventiende eeuw het gebruikelijk was om bij feestmaaltijden de beker rond te doen gaan. Ieder nam op zijn beurt een stevige slok wijn. Soms zijn er merken aangebracht voor de porties die men mocht drinken. De calvinistische kerk vierde zo in feite een eenvoudige maaltijd. Als in de loop van de achttiende eeuw de individuele wijnglazen ontstaan, blijft de kerk vasthouden aan het rondgaan van de beker. De vorm van de avondmaalsbeker blijft tot in onze tijd steeds een zestiende-eeuwse drinkbekervorm.
Groningen vanuit Emden calvinistisch geworden
Vanuit Emden werd de calvinistische wijze van avondmaalviering in 1594 in Groningen ingevoerd. In verreweg de meeste kerken werd tinnen avondmaalgerei gebruikt, maar in Warffum ging in 1596 de kerkvoogd met de miskelk naar zilversmid Jurjen Muntinck om er een avondmaalsbeker van te maken. Het werd een van de oudste zilveren avondmaalsbekers in Nederland. Langzaam kwamen er meer zilveren bekers zoals in Loppersum (1608-09), Pieterburen (1609-10) en Zuidwolde (1615), maar vóór 1650 waren er maar elf gemeenten met een zilveren avondmaalsbeker. Pas in 1651 ging de eerste kerk in de stad overstag. Het was de Akerk, enkele jaren later gevolgd door de Martinikerk. In 1700 hadden 74 gemeenten een zilveren avondmaalsbeker, nog altijd minder dan de helft. Soms kwam er een zilveren ronde schotel voor het brood bij. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw komt het gebruik op om het wapen van de collator of de collatoren op de beker te graveren. Het collatierecht was het recht tot benoemen van de predikant. Doorgaans kwam de nota voor die bekers overigens bij de kerkvoogdij. Het waren meestal geen schenkingen. Voorstellingen op het zilver blijven zeldzaam. Op de beker van Middelbert (1743) staat een voorstelling van Mozes, en een van Christus die een geknielde gelovige het brood aanbiedt en op de bekers van Stedum en die van Sauwerd stond het laatste avondmaal van Jezus en zijn discipelen afgebeeld. Opmerkelijk is ook de afbeelding van Sint Laurentius op de beker van Meedhuizen. Met name in de achttiende eeuw kregen veel particuliere bekers een tweede leven als avondmaalsbeker. Zo is het te verklaren dat op de schitterende beker uit Schildwolde de zeeslag bij Duins is afgebeeld en op de beker van Huizinge voorstellingen van schaars geklede dames staan, die het Fortuin, de armoede en de vrede moeten voorstellen.
Voortgaande aanpassingen
Het aan tafel vieren van het avondmaal nam veel tijd in beslag. Zo ontstond de behoefte om twee in plaats van één beker te hebben. En zo verdubbelden het aantal avondmaalbekers zich langzamerhand. Doorgaans was de tweede beker een kopie van de eerste. In elk geval hield men meestal rekening met de bestaande beker. In de 19e eeuw werd het avondmaalsservies uitgebreid met meerdere zilveren schotels voor het brood, offerbussen voor de avondmaalscollectes. Verschillende gemeenten gingen er in de tweede helft van de 19e eeuw ook toe over om een zilveren kan voor de wijn te kopen. Zo konden de wijnbekers op een nettere manier worden aangevuld.
Met de afscheiding van 1834 en verschillende latere splitsingen van de kerk moesten er naast een kerk ook nieuw avondmaalsgerei komen. In vorm en samenstelling was dat identiek aan het eerder beschreven calvinistische avondmaalsgerei. Voor zo ver het van zilver was kwam het vaak van de grote zilverfabrieken zoals die van J.M. van Kempen uit Voorschoten.
Traditioneel was de beker van mond tot mond gegaan, maar eind 19e eeuw werden de bacteriën ontdekt en kwamen nieuwe ideeën over hygiëne op. Zo ontstond in het begin van de 20e eeuw in sommige gemeenten het idee om in plaats van een grote beker een grote rij kleine bekertjes te gebruiken. Verhoudingsgewijs kwam dit gebruik vooral voor bij vrijzinnige gemeenten. In meer rechtzinnige kerken werd het gemeenschappelijk uit één beker drinken als te waardevol gezien. Men bleef daaraan vasthouden. Tot gezondheidsproblemen leidde dat voor zover de schrijver bekend ook niet.
De Reformatie was in de 16e eeuw begonnen met het vieren van een eenvoudig avondmaal met gerei uit de pastorie. Het duurde even voordat het zilver in gebruik kwam, maar na enkele eeuwen is er weer volop uitbundig zilver in gebruik. Een groot avondmaalsservies op wit tafellinnen is dan ook een feestelijk gezicht. De essentie van het vieren echter veranderde niet en pastor Hermann Aquilomontanus, gestorven in 1548, zou zo bij de tafel kunnen aanschuiven.
Egge Knol
Dr. Egge Knol is Conservator archeologie, geschiedenis, oude kunst(nijverheid) in het Groninger Museum
Het vernieuwde Groninger Museum speelt in op uw creatieve vermogen en is open van dinsdag t/m zondag van 10:00 tot 18:00 uur.
Vanaf 7 april is het boek Zilver in Groningen in het museum en museumwebwinkel te koop
Kijk voor meer informatie op www.groningermuseum.nl