Worden uw zonden wit?
Bij de profeet Jesaja zijn teksten te vinden die Gods genade op een indrukwekkende wijze onder woorden brengen. Daarom wordt deze profeet de evangelist onder de profeten ge-noemd.
Jesaja 1:18 vond ik daarvan altijd een treffend voorbeeld. En niet alleen ik. Heel vaak wordt deze tekst geciteerd. Met deze tekst lijkt de oordeelsprofetie in Jesaja 1 verrassend te worden onderbroken door de vergeving die door God, de Rechter wordt uitgesproken.
In gemeenten die de bundel Schriftberijmingen gebruiken, wordt vast vaak lied 3, de berijming van dit vers, gezongen. Ik laat het hier volgen voor wie het niet kent. Komt, laat ons samen richten, spreekt de HEER;
al zijn uw zonden nog zo groot,
al zijn ze zelfs scharlakenrood,
ze zullen worden als de sneeuw zo wit!
Hoe schuldig ook bevonden,
al zijt gij rood van zonden,
Mijn hart is liefdevol!
Al zou uw zonde zijn
rood zoals karmozijn -
Ik maak ze wit als wol!
Toen ik over deze tekst een preek wilde maken, ging ik hem anders lezen. Dat kwam door de Friese vertaling. Daarin wordt dit vers als een vraag weergegeven. Een vraag, die moet wor-den beantwoord met: nee, dat kan niet.
Dat kan toch niet, dacht ik? Daar ging mijn mooie tekst. Ik sloeg vele andere vertalingen op. Gelukkig, zij vertaalden alle zoals ik dit vers kende. Tot ik de Willibrordvertaling las. Die vertaalt, net als de Friese vertaling, deze tekst als een vraag. Vers 18a luidt in deze vertaling zo: Zouden uw zonden, die als scharlaken zijn, wit kunnen worden als sneeuw?
Wat het Hebreeuws betreft kan dat heel goed. Ik pakte de Friese vertaling er nog eens bij en las de kanttekening bij dit vers. Daarin staat dat uit het verband blijkt dat vers 18 betekent dat er geen vrijspraak mogelijk is als er geen verandering komt.
In de verzen 16-17 en 19-20 roept Jesaja Juda op tot bekering. Zou hij die oproep in vers 18 hebben onderbroken door te spreken over vergeving? Ik moest erkennen dat dit niet waar-schijnlijk is. De profetie is een eenheid, waarin de profeet in vers 18 een vraag stelt waarmee hij de noodzaak van bekering krachtig onderstreept.
God noemt zijn volk Juda in Jesaja 1 Sodom en Gomorra. De HERE zegt dat Hij de offers die ze brengen en de manier waarop ze hun godsdienstige feesten vieren haat. Hij doet zijn ogen voor hen dicht als zij bidden. Als zij blijven bidden, helpt dat niet. Want Hij luistert niet naar hen. De HERE spreekt deze harde woorden omdat de daden van Juda in strijd zijn met hun rituelen. Zie Jesaja 1:2-15.
In de verzen 16-20 doet God een dringende oproep te breken met alle onrecht. Als Juda dat niet doet, zal het door het zwaard worden verteerd. In dat verband zegt God: Laten we een rechtzaak houden. Denk je echt dat je rode zonden wit worden als sneeuw?
Wie dat wel denkt, dient te weten dat vergeving gepaard moet gaan met bekering. Als bekering ontbreekt, en we toch vergeving denken te krijgen, wordt de genade door ons goed-koop gemaakt. God doet dat niet! Dat blijkt uit Jesaja 1, ook uit vers 18. Het is een kritisch woord, een vraag die tot nadenken moet stemmen. En tot bekering moet leiden. Het is niet genoeg te bidden en naar de kerk te gaan. Het gaat om een leven dat daarmee overeenstemt, een leven met God.
Als we naar de HERE luisteren en Hem gehoorzamen, spreekt Hij van vergeving. Die geeft Hij op grond van Christus’ werk. Een zwart hart wordt wit. Bloedrode zonden worden bedekt met Christus’ bloed. Hij schenkt de witte klederen van het heil.
In dat geloof kan Schriftberijming 3 worden gezongen. Als een lied dat het geheim van de genade vertolkt. Het lijkt een berijming van Jesaja 1:18, maar is dat niet. Want dat vers is een vraag van Godswege om ons te brengen tot geloof dat zich uit in daden van liefde.
De tekst lees ik nu anders dan ik altijd deed. De HERE stelt in de tekst een kritische vraag. Zo is het een ontdekkende tekst. Ook dat is evangelie. Zo is het toch een mooie tekst.
Amersfoort
D. Visser