De druk neemt toe. Dat gevoel leeft bij kerken, christelijke organisaties en individuele christenen. Sommigen stellen dat we in onze westerse wereld teruggaan naar de tijd van de eerste christenen. Hoe de toekomst eruitziet weten we niet, wel dat met een toenemende druk ons niets nieuws overkomt.
De Stichting Onze Weg komt niet in aanmerking voor subsidie. Deze stichting is een organisatie van en voor mensen met een homoseksuele achtergrond. In 2008 had de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap subsidie toegezegd. Die subsidie moest worden ingezet voor de versterking van de sociale acceptatie van mensen met een homoseksuele voorkeur in 'orthodox-christelijke kringen'. Het jaar daarop heeft de minister de aanvankelijke goedkeuring ingetrokken. De reden daarvoor was de opvatting van deze stichting over een mogelijke verschuiving van homoseksuele gevoelens in de richting van heteroseksuele gevoelens. Dat zou strijden met het doel van de subsidie, de emancipatie van mensen met een homoseksuele voorkeur. De medewerkers van de stichting werden zelfs weggezet als 'homogenezers'. In het heetst van de strijd gaat elke nuancering verloren.
Anders dan wordt gedacht stelt Onze Weg niet dat iedereen die een homoseksuele voorkeur heeft, zijn voorkeur kan doen veranderen of verbleken. In veel gevallen zal dat niet mogelijk zijn. Wel wil zij een helpende hand bieden aan mensen die tobben met hun homoseksuele gevoelens. De hulpvraag staat centraal. Daarbij sluit de stichting niet bij voorbaat een verandering of verbleking van die gevoelens uit. Ze stelt dat op grond van het heil dat in Christus is gerealiseerd en door de kracht van de Geest wordt uitgewerkt. Gods bedoeling voor menselijke relaties is voor haar normatief. Verandering of verbleking van gevoelens werd wel bij voorbaat uitgesloten door de minister. De minister was op dat punt een woordvoerder van de tijdgeest die zich verzet tegen het evangelie.
Politiek
Ook op een ander terrein werkt deze tijdgeest door. Volgens de SGP mogen vrouwen geen regerende taak uitoefenen in het publieke leven. Daarom plaatst de partij geen vrouwen op haar kieslijsten. Dat beleid heeft zij vanaf haar oprichting vastgehouden. Ze wil zich daarbij baseren op de Schrift. Maar tegen dit beleid is verzet gekomen. In 2003 hebben het Clara Wichmann Instituut en enkele andere organisaties die opkomen voor vrouwenemancipatie, in een procedure bij de Haagse rechtbank van de SGP geëist dat zij vrouwen toelaat als volwaardig lid. Ook werd de Nederlandse staat aangeklaagd. De SGP zou vrouwen in het openbare en publieke leven discrimineren. Dat zou in strijd zijn met het VN-Vrouwenverdrag uit 1979 waarin is bepaald dat vrouwen verkiesbaar mogen zijn in een openbaar lichaam. Uiteindelijk is deze zaak voor de Hoge Raad gebracht. Deze hoogste rechtsinstantie in Nederland heeft in 2010 bepaald dat de staat maatregelen moet nemen tegen de SGP zodat zij alsnog vrouwen toelaat op haar kieslijsten. Maar een jaar later heeft minister Donner in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat hij vooralsnog geen maatregelen tegen de SGP neemt. Het kabinet wil eerst de uitslag van het beroep afwachten dat de partij heeft ingesteld bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
Ook andere christelijke organisaties ervaren druk vanuit de samenleving. Christelijke schoolbesturen worden beticht van discriminatie wanneer zij mensen van gelijk geslacht die een seksuele relatie onderhouden, uitsluiten van een benoeming tot leerkracht. Langzamerhand ontstaat een patroon waarin de lijnen steeds duidelijker worden aangezet. Dat patroon is dat het christelijk geloof een gevaar zou zijn voor de heersende moraal in de samenleving. Ook de filosoof Paul Cliteur heeft zich in deze zin uitgelaten in een boek met de titel Het monotheïstisch dilemma of de theologie van het terrorisme (2010).
Gedragscode
Niet alleen christelijke organisaties voelen een toenemende druk vanuit de samenleving. Ook individuele christenen kunnen daarvan een en ander ondervinden. Een voorbeeld daarvan ligt op het terrein van de zondagsarbeid. In 2010 is door een rechter uitgesproken dat in het Rotterdamse winkelcentrum Alexandrium alle winkels open mogen zijn. Veel werknemers hebben daartegen bezwaar. Werkgevers stellen daar tegenover dat werken op zondag een kwestie van vrijwilligheid is. Maar werknemers spreken vervolgens over een 'gedwongen vrijwilligheid'. Ook ondernemers met principiële bezwaren tegen zondagsarbeid ervaren die druk.
Ook op andere terreinen is er minder tolerantie voor het beleven van het geloof in het publieke domein. Op 13 juli 2011 werd de nieuwe gedragscode voor de politie bekend. In die gedragscode staat dat agenten tijdens hun diensttijd geen kruisje mogen dragen. Dat zou strijden met de neutraliteit van de politie. Een individuele agent mag niet bekendmaken dat hij christen is. Politiek gezien is de argumentatie die de minister van Veiligheid en Justitie voor deze regel aandraagt begrijpelijk. Hij wil de vrede en veiligheid in de samenleving bevorderen en voorkomen dat mensen zich ergeren aan het uiterlijk van politieagenten. Ergernis kan volgens de minister worden veroorzaakt door een piercing of tatoeage, maar ook door een hoofddoek of kruisje. Omdat hij alle uiterlijkheden van agenten die ergernis zouden kunnen geven wil uitsluiten, heeft hij deze nieuwe gedragscode opgesteld; er moest één lijn worden getrokken in de beoordeling van het uiterlijk van politiefunctionarissen. Daarom is de maatregel politiek gezien begrijpelijk. Ze is niet specifiek gericht tegen christenen, maar ingegeven door de gedachte dat het gezag van de politie niet mag worden verzwakt. Bovendien blijft er in de toepassing van de nieuwe gedragscode ruimte voor overleg. Ondertussen blijft staan dat de ruimte voor een openbare belijdenis van de Christus wordt ingeperkt.
Ambtenaren
Een ander voorbeeld van toenemende intolerantie betreft de positie van ambtenaren van de burgerlijke stand die gewetensbezwaren hebben tegen het sluiten van een huwelijk tussen mensen van gelijk geslacht. In Amsterdam zijn er bijna vijfhonderd (bijzondere) ambtenaren die een huwelijk mogen voltrekken. Daarvan waren er begin 2011 twee ambtenaren die bezwaren hebben tegen het sluiten van een 'homohuwelijk'. De gemeente mag deze beide ambtenaren niet ontslaan. Maar dat is haar een doorn in het oog. Daarom heeft zij in 2007 het benoemingsbeleid voor ambtenaren van de burgerlijke stand gewijzigd. Voortaan moeten deze ambtenaren bereid zijn alle taken te verrichten die uit de wet voortvloeien. Ze moeten dus ook een huwelijk willen sluiten tussen mensen van gelijk geslacht.
De gemeente is hierin strenger dan de huidige minister. Minister Van Bijsterveldt stelt dat ambtenaren van de burgerlijke stand die vanwege hun geloof moeite hebben met het sluiten van een dergelijk huwelijk, vrijgesteld moeten kunnen worden van het sluiten van een dergelijk huwelijk. Deze uitzondering is tien jaar eerder vastgesteld toen de overheid het sluiten van een huwelijk tussen mensen van gelijk geslacht mogelijk heeft gemaakt. Volgens de minister moeten gemeenten zelf een beleid ontwikkelen waarin de mogelijkheid blijft bestaan dat een ambtenaar wordt vrijgesteld van het sluiten van een huwelijk waartegen hij een gewetensbezwaar heeft. Maar gezien het beleid van Amsterdam zal naar verwachting in de toekomst de ruimte voor gewetensbezwaarde ambtenaren verder onder druk komen. Dat is dit jaar trouwens ook al gebleken in de week voorafgaande aan de Gay Parade. De COC heeft toen in Amsterdam duizenden posters verspreid die zich uitspreken tegen het kabinetsbeleid. Ze wil niet alleen dat voorlichting over homoseksualiteit en transseksualiteit op scholen verplicht wordt, maar ook dat gemeenten geen 'weigerambtenaren' meer accepteren. Reeds eerder heeft Leeuwarden dat besluit genomen en recent Groningen.
Hoe moeten we deze toenemende druk beoordelen? Wat zal onze houding daarin zijn? Daarover gaat een volgend artikel.
Feanwâlden
D. J. Steensma