Hoe overleven we het overlijden? Er wordt wel gezegd: ‘Niets is zeker in het leven, behalve dat je dood gaat.’ De dood komt als een doem op je af. Je kunt proberen de dood te ontlopen, zoals getekend in het beroemde gedicht van P.N. van Eijk ‘De Tuinman en de dood’. Daarin zegt De Dood verrast:
‘Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."
De dood ontlopen kan niet. De dood ontkomen kan wel. Niet door te vluchten naar een oud of modern ‘Ispahaan’, maar door te knielen bij het kruis en door te geloven in Jezus Christus, die voor de Zijnen de dood overwon.
‘Eeuwigheidsleven, zal Hij ons geven,
als wij herboren, Hem toebehoren,
die ons is voorgegaan. Halleluja.’
Doodsklok
Je kunt er wat medisch aan sleutelen om het uit te stellen. Rijke Amerikanen laten zich na hun dood invriezen, in de hoop dat eens de medische wetenschap in staat is de mens eeuwig te doen leven. Er is zelfs een methode, ontwikkelt door een Japanse kunstenaar, om je stervensuur uit te rekenen middels het computerprogramma ‘Death Clock’. Per mail ontvang je een persoonlijke code die je nodig hebt bij de installatie van het programma. Na het maken van een foto van je hoofd met de bijgeleverde webcam, is je eigen persoonlijke aftelklok klaar. Naar mate de tijd verstrijkt vervaagt je foto totdat de teller op nul staat, het scherm gaat op zwart en je dood is dus aangebroken. Ik dacht even: ‘Je zult je toch dood schrikken wanneer door een storing je scherm plots op zwart gaat!’
Neerleggen
Het sterven van iemand is een verpletterend gebeuren. Bijna altijd begint de rouwadvertentie ’Met diepe droefheid geven we u kennis van het overlijden van ..’. Ook het sterven en de dood van Jezus is voor hen die Hem liefhadden een verpletterend gebeuren. De discipelen en vrouwen nemen het als een onomkeerbaar voldongen feit. Ze wikkelen Hem in doodskleren; leggen Hem in een graf; gaan op de Paasmorgen heen om hem definitief in de dood te conserveren door Hem te zalven. Of is dat bedoeld om de dood te verzoeten? Hoe ook, ze leggen zich neer bij Zijn dood. Ze berusten in de dood. De dood is definitief. De dood overleef je niet. ‘En daar waren Maria van Magdala en de andere Maria, gezeten tegenover het graf.’ Mt 27:61. Het is zoals de Mattheüs Passion van Johann Sebastian Bach eindigt:
‘Wir setzen uns mit Tränen nieder,
Und rufen dir im Grabe zu:
Ruhe Sanfte, sanfte ruh!
Ruht, ihr ausgesognen Glieder!
Negeren
Omdat de dood zo erg is proberen we de dood te negeren. Signalen van Christus’ sterven wilden niet worden opgevangen. Petrus’ verzet is daarbij illustratief. Wanneer Jezus openlijk spreekt van Zijn sterven, dan springt Petrus furieus in de bres. “En Petrus nam Hem terzijde en begon Hem te bestraffen, zeggende: Dat verhoede God, Here, dat zal U geenszins overkomen.” Mt 16:22. Dat wat Petrus doet - de dood negeren - gebeurt ook vandaag op heel veel verschillende manieren. Wanneer een ongeneeslijke ziekte door de dokter is vastgesteld en deze zegt: ‘We kunnen niets meer voor u doen.’ Iedere strohalm klampt men aan om toch de dood te weren en te ontlopen. Middels alternatieve geneeswijzen, middels gebed om een wonder Gods. We zijn in staat het zo ver weg te duwen, dat zelfs in het uur van het sterven iemand nog kan zeggen in volle overtuiging: ‘Ik word weer beter’.
Herkenbaar
We kunnen ons dat laatste amper voorstellen. En toch is het negeren van de dood vandaag zo herkenbaar in het overdreven vormgeven en vieren van het leven. Met een moeilijk woord noemen we dat het ‘vitalisme’. Het springt naar voren in een rauw liedje als ‘In de hemel is geen bier en daarom drinken we het hier.’ Of: voor alle leeftijden zijn er wel zogenaamde ‘lijfboeken’ vol tips voor een lang gezond en vooral ook gelukkig leven. Daarom joggen we ons de longen uit het lijf om maar vitaal te blijven. En als er iets kapot is laten we het repareren. Medici zijn zo langzamerhand tot veel in staat. We geloven in het leven alsof er geen dood is. En als ’t ie komt versieren we de kist en de begrafenis en het graf zo, dat het welhaast lijkt dat er niets ergs is gebeurd. We blijven de gestorvene aanspreken, suggereren dat hij ons hoort. Doen hem de groeten. Wuiven naar ‘zijn ster’. We zijn meesters in het letterlijk en figuurlijk verbloemen van de dood. We zeggen: ‘Zij is weg’. Alsof moeder een ommetje maakt en zo weer op de drempel zal staan. Hoe ook, we willen en zullen hier en nu het overlijden overleven! O, wij dwazen en verblinden!
Doodserieus
De Bijbel neemt de dood doodserieus. Als straf op ons overtreden. ‘Ten dage dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.’ Gen. 2:17. ‘Want het loon, dat zonde geeft, is de dood.’ Rom. 6:23. De Here zegt tot de mens: ‘Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.’ Gen. 3:19. ‘Gelijk het gras is ons kortstondig leven.’Ps.103. We overleven het niet, tenzij.... tenzij God ingrijpt en een weg opent naar het eeuwige leven. Dat is wat God doet op Goede Vrijdag en Pasen. Het Formulier van het Heilig Avondmaal grijpt dat in één keer met die indrukwekkende woorden:
‘Hij werd voor ons de waarachtige spijs en drank ten eeuwigen leven,
want Hij nam door Zijn dood de oorzaak van onze honger en kommer,’
namelijk de zonde, weg en verwierf voor ons de levendmakende Geest.
Door die Geest... krijgen we deel aan al Zijn schatten en gaven:
Het eeuwige leven, de gerechtigheid en de heerlijkheid.’
Stralend zegt mij telkens een oude zuster, en in haar rolstoel gezeten wijst ze met haar vinger omhoog: ‘Wie in Hem gelooft, hééft eeuwig leven!’
Alleen zo overleef je het overlijden.
Assen
Stoffer Otten
De tuinman en de dood
Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!" -
Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."
P.N. van Eyck