Vrijheid is een groot goed. Ze regelt onder meer het onderlinge verkeer tussen mensen. Maar hoeveel godsdienstvrijheid laat onze overheid haar burgers? Die vraag komt in het publieke debat steeds vaker terug. Ze raakt ook onze joodse en islamitische medeburgers. De indruk bestaat dat deze vrijheid wordt ingeperkt. Daarover heeft onderzoeker en publicist dr. Henk Post een gedegen studie geschreven.
Mens-zijn is leven in vrijheid. Vrijheid is geen gunst die de overheid haar burgers verleent. Ze hoort wezenlijk bij het mens-zijn. De overheid kan haar niet zondermeer inperken. De zorg van de overheid moet juist zijn dat mensen in vrijheid samenleven. Maar samenleven is geen vanzelfsprekende zaak. Waar mensen samen zijn, botsen belangen en behoeftes. Daarom heeft vrijheid haar grenzen. Dan kan het toch nodig zijn dat de overheid vrijheid inperkt.
We moeten de dingen echter wel goed zien: vrijheid is de hoofdregel, beperking daarvan de uitzondering. Wetten en regels moeten ervoor zorgen dat vreedzaam samenleven mogelijk blijft. Een voorbeeld: de regel is dat het verkeer op een tweebaansweg van beide weghelften gebruikmaakt. Slechts bij uitzondering wordt één helft gebruikt. De verkeersregel die daarbij nodig is, wil het verkeer niet belemmeren, maar mogelijk maken. Op dezelfde wijze wil een beperking van vrijheid door middel van wetten en regels het samenleven van mensen mogelijk maken.
Vrijheid van godsdienst is uitdrukkelijk vastgelegd in onze grondwet. Sinds de grondwetsherziening van 1983 wordt ook levensovertuiging daarbij genoemd. Godsdienst en levensovertuiging zijn fundamentele mensenrechten. Daarom moet de overheid zich hierin terughoudend opstellen. De overheid heeft niet de kennis een oordeel daarover te geven en mag daarin mensen niet dwingen. Kerk en staat zijn wat dat betreft gescheiden.
Vrijheidsbeperking
De gedachte dat kerk en staat van elkaar onderscheiden zijn, heeft diepe wortels in de Nederlandse geschiedenis en de Reformatie. Kerk en staat hebben een eigen taak en bevoegdheid. De staat mag zich niet begeven op het terrein van de kerk. De overheid zal kerken dan ook gelijk moeten behandelen. Wat ze bij de ene kerk doet, moet zij ook bij de andere doen. Wanneer de overheid haar macht zou inzetten op kerkelijk terrein, zou ze zich bewegen op een terrein waar zij niet thuishoort. Ze overschrijdt dan haar bevoegdheid.
Stellig hoopt en verlangt een overheid die dienares van God wil zijn, dat haar burgers God dienen. Ze zal in de samenleving alle voorwaarden willen creëren die daarvoor nodig zijn. Maar ze zal zich onthouden van aardse dwang in geestelijke zaken en de godsdienstvrijheid van haar burgers respecteren. Wel is er een grens. Die grens is vastgelegd in nationale en internationale verdragen. Vrijheid mag niet leiden tot schade voor de naaste en verstoring van de orde en vrede in de samenleving.
Wat van de kerk gezegd kan worden, kan ook worden gezegd van religie in het algemeen: religie en staat hebben een eigen terrein waarop zij handelen. Deze scheiding houdt niet in dat kerk, religie en levensbeschouwing niet zichtbaar zouden mogen zijn in het publieke leven. Natuurlijk mogen zij wel zichtbaar zijn. Wanneer de joods-christelijke traditie ons land heeft gestempeld, waarom zou een twee-euromunt dan niet de woorden 'God met ons' mogen vermelden? Daarnaast zijn andere uitingen van godsdienst en levensbeschouwing mogelijk in de samenleving. Denk aan de invulling van de zondag, godsdienstonderwijs op openbare scholen en het dragen van bepaalde kleding.
Wetten en regels waarin de beperking van de vrijheid van burgers is vastgelegd, zijn nodig. Maar een vrijheidsbeperking mag, zoals gezegd, geen hoofdregel worden. Ze moet een uitzondering blijven. Vandaag zien we echter de ontwikkeling dat een bepaalde regel voor samenleven nogal sterk wordt aangezet, namelijk het verbod op discriminatie. Deze regel zegt dat we geen ongegrond onderscheid mogen maken tussen mensen. Op zichzelf is dat een prima uitgangspunt. Maar momenteel krijgt deze regel zoveel nadruk dat zij bijna de belangrijkste norm in de samenleving wordt. De hoofdregel van vrijheid wijkt meer en meer voor de regel van antidiscriminatie, waarbij een meerderheid van de bevolking een minderheid wil opleggen wat wel en wat niet een gegrond onderscheid tussen mensen is.
Overheidsbemoeienis
We zien ook nog een andere ontwikkeling waarin de hoofdregel van de vrijheid moet wijken. Daar moet de vrijheid wijken voor de regel dat mensen zich zouden moeten aanpassen aan wat wordt genoemd 'de leidende cultuur van ons land', wat dat dan ook mag zijn. Dat laatste is in elk geval wat onze huidige regering voor ogen staat. Het kabinet-Rutte wilde via een wetsontwerp de godsdienstvrijheid inperken van mensen die zich niet voldoende aanpassen aan wat volgens de meerderheid van het volk passend is voor onze cultuur. Terecht heeft de Raad van State dit wetsontwerp betreffende gezichtsbedekkende kleding naar de prullenbak verwezen.
In dit wetsontwerp en in vergelijkbare ontwikkelingen zien we dat de overheid zich steeds meer gaat bemoeien met de moraal van haar burgers. Ze wil voorschrijven wat wij zouden moeten denken en willen. Ze ziet, zo lijkt het, religie als een onruststoker en indringer, die verwerpelijke meningen verkondigt. De liberale en vrijzinnige tijdgeest die niet alleen beslag heeft gelegd op het kabinet en zijn gedoogpartner, maar ook op menige oppositiepartij, schetst een vijandbeeld van behoudende stromingen in de samenleving. Vervolgens wil ze met behulp van dat vijandbeeld de godsdienstvrijheid aan banden leggen. Deze bemoeizucht strijdt echter met haar roeping. De overheid heeft niet de taak de moraal van haar burgers voor te schrijven. Wel moet ze voor haar burgers mogelijk maken dat zij in vrijheid kunnen leven.
Zij die echter een radicaal liberalisme voorstaan, willen ook de scheiding tussen kerk en staat tot het uiterste doorvoeren: religie zou helemaal uit het openbare leven moeten verdwijnen. Daarvoor in de plaats zou een moraal van emancipatie en bevrijding moeten komen. De overheid zou godsdienstige stromingen strenger moeten aanpakken wanneer deze stromingen mensen zouden discrimineren. Actieve overheidsbemoeienis dus. Maar dit is volgens dr. Henk Post een bedreiging voor de rechtsstaat. De overheid moet het debat over levensbeschouwing en religie overlaten aan kerk en maatschappij. Ze mag zich daarmee pas rechtstreeks bemoeien als de wet wordt overtreden.
Actuele studie
Toch noemt dr. Post Nederland ook een liberale rechtsstaat. Maar liberaal in de ware zin van het woord houdt volgens hem in dat mensen die een godsdienstige overtuiging aanhangen het recht hebben hun overweging uit te spreken. Dat geeft ruimte aan verscheidenheid binnen de samenleving zonder dat de ene levensrichting de andere belemmert. In zijn boek wijdt hij een hoofdstuk aan deze verscheidenheid. Pluriformiteit is een kenmerk van een liberale rechtsstaat. Deze pluriformiteit is ook beschreven door voormannen uit de gereformeerde wereld zoals Abraham Kuyper en Herman Dooyeweerd.
Dr. Post schrijft in relatie tot vrijheid van godsdienst ook over vrijheid van onderwijs. Hij geeft uitvoerige analyses van een aantal concrete gevallen, zoals het verbod op het dragen van een hoofddoekje op het Don Bosco College, het ontslag van een leerkracht op de gereformeerde Dr. K. Schilderschool die samenleefde met iemand van gelijk geslacht, het begroeten zonder handen schudden, de weigerambtenaar, het standpunt van de SGP over vrouwen in de partij en het standpunt van deze partij over minaretten in de stad. Ook geeft hij zijn oordeel over het verbod op onverdoofd slachten.
Na een periode van ontzuiling en een toenemende invloed van culturen uit andere tradities dan de Nederlandse, is het publieke debat feller geworden. Het lijkt wel dat vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing steeds meer op gespannen voet staan met de algemene opinie in de samenleving. Dr. Post geeft een goede analyse van wat er op dit punt in onze cultuur speelt. Zijn boek biedt veel stof om over na te denken voor deskundigen binnen onze kerken die zich bezighouden met overheidszaken en politiek, maar ook voor een ieder die geïnteresseerd is actuele ontwikkelingen op het terrein van godsdienst en samenleving.
Feanwâlden
D. J. Steensma
Naar aanleiding van: H. A. Post, Godsdienstvrijheid aan banden. Een essay over het probleem van de godsdienst in het publieke domein. Wolf Legal Publishers, Nijmegen 2011, 294 blz., ISBN 978 90 5850 728 0, prijs € 19,95.