Het is een goede vier jaar geleden, dat ik in het ziekenhuis lag voor een flinke hartoperatie – vijf omleidingen moesten worden aangelegd. Het was al weer 35 jaar geleden, dat ik ook in het ziekenhuis kwam, voor mijzelf dan. In onze Groningse tijd. Deze keer kwam ik op een twee-persoons-kamer te liggen. Een heel oude vrouw lag naast me.
We maakten kennis en wisselden gegevens uit. Zo gaat dat in een ziekenhuis. Zij was 90 jaar en lid van de Vergadering van Gelovigen. Ik zei haar niet, dat ik predikant ben van de christelijke gereformeerde kerk. Ik vertelde haar wel, dat onze overburen in Groningen ook van de Vergadering waren. Die woonden daar boven hun vergadergebouw. We kregen goede contacten met hen. Onze kinderen pasten wat leeftijd betreft heel goed bij die van hen. We maakten onze eerste buitenlandse vakantie samen met hen naar......Frankrijk. Vandaar onze band met Frankrijk!
Maar de vrouw in het ziekenhuis van Hoogeveen kwam uit Hollandscheveld, een dorpje vlakbij. Ze vertelde dat ze 11 kinderen had, 26 kleinkinderen en 25 achterkleinkinderen, die haar om beurt trouw kwamen bezoeken. Ik zei: 'Dan hebt u een heel kerkje om u heen!' 'Ja', zei ze 'en ik bid voor ze elke dag. Daar heb ik de hele dag werk mee'. 'Dan bent u een biddende moeder'. 'Dat is ook zo', was haar antwoord.
Toen we het eten kregen, gaf ik aan haar door, dat ik gewend was hardop te bidden vóór het eten en erna de Bijbel te lezen. Dat wilde ik ook nu doen. Dat vond ze heel goed. Ik las Psalm 121. Zij viel direct daarna in met de woorden: 'Wat een beloften in die Psalm. Daar klem ik me maar aan vast!'
Niet lang daarna werd ze erg minder. Ze sloot haar ogen, draaide haar hoofd weg en begon heel diep adem te halen. Ik dacht, dat dit het einde zou worden en belde rap de zuster. Die kwam en riep een tweede zuster op met de dokter. Ze hebben haar in het leven kunnen houden, maar ze werd wel op een aparte kamer voor één patiënt gebracht.
Toen ik weer wat lopen mocht op de gang van onze afdeling, zag ik bij haar de deur open staan. Zij zag mij ook en wenkte me binnen. 'U bent de meneer van Psalm 121', zei ze. 'Ja, dat ben ik'. Toen hebben we nog samen verder gepraat over het leven met en geloven in de beloften van onze God.
Zo maar een biddende moeder op mijn levenspad. Ik hoop, en weet ook, dat zij niet de enige is. Wat mooi, een biddende moeder/oma – en vader/opa – te zijn en te hebben. Ook in deze tijd.
De oude zuster in het geloof van de ziekenkamer is zo ver hersteld, dat ze naar huis mocht. Maar daar is ze niet lang daarna overleden, te midden van de schare kinderen en kleinkinderen. Mooi, zo te leven, te bidden, te sterven en naar Jezus te gaan! Dat velen haar volgen mogen!
Hoogeveen
T. Brienen