Kop in de Volkskrant, 6 dec. jl.: ‘Armoede stijgt rap: 1,1 miljoen Nederlanders kunnen niet rondkomen’. Dat zijn berichten die we wel gewend zijn te vernemen uit andere landen maar niet met betrekking tot ons eigen land. En dat terwijl Nederland op plek 5 prijkt in de top 10 van rijkste landen per inwoner in Europa; waarbij ik mij baseer op een overzicht uit 2011. Slechts Liechtenstein, Luxemburg, Noorwegen en Zwitserland moeten we voor ons ‘dulden’. En toch is daar de armoede die om zich heen grijpt, ook in ons land. Armoede die uitgedrukt wordt in heldere cijfers. Maar achter de cijfers zien we mensen van vlees en bloed. Mensen die hun zorgpremie niet kunnen betalen of die achterstand hebben opgelopen bij het betalen van de huur. De kachel die in deze dagen lager moet worden gedraaid om verwarmingskosten te beperken. Om een indruk te geven: de armoedegrens ligt rond de 1000 euro per maand.
Armoede gaat overigens niet alleen over geld. Maar het zou te makkelijk zijn om snel over te gaan op een overdrachtelijke betekenis van armoede. Natuurlijk is er een morele armoede in een land waar na een amateur voetbalwedstrijd een grensrechter wordt doodgeschopt. Uiteraard is dat soort armoede er wanneer telkens blijkt dat er bestuurders zijn die hun machtspositie misbruiken om er zelf financieel of op welke wijze dan ook beter van te worden. Die armoede is er waar haat ten opzichte van medemensen wordt uitgedragen. Wat dat betreft beperkt armoede zich, vrees ik, niet tot 1,1 miljoen Nederlanders.
Hoe staat het met het woord uit Jacobus? Hoofdstuk 1:27: ‘Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld te bewaren.’ Godsdienst reikt verder dan meedraaien in het kerkelijk en gemeentelijk leven. De profeten in het Oude Testament hadden daar al weet van toen zij hun volksgenoten wezen op hun sociale verplichtingen terwijl die volksgenoten ondertussen hun tempeldienst prima op orde hadden. Die verplichtingen reiken verder dan de zorg voor weduwen en wezen. Het gaat om hulp aan zwakken, kwetsbaren en weerlozen. En dat staat los van politieke voorkeuren. Dit is geen zendtijd voor politieke partijen. Ook hier gaat het over de grote opdracht van de Here Jezus: maakt alle volken tot mijn discipelen.
Het meest gebruikte woord tijdens het kerstfeest is vrede. Dat woord gaat terug op het Hebreeuwse sjalom. Dat woord reikt verder dan innerlijke rust en is meer dan het tegengestelde van oorlog. Het gaat bij sjalom over welzijn, harmonie, heelheid. Er kan in alle rust gezaaid en geoogst worden. Verhoudingen tussen mensen onderling zijn op orde. Geen mens komt te kort want er is oog voor elkaar! Iedereen weet dan: wij kunnen de vrede niet maken. God is de gever van dat brede, volle heil. Heil dat betrekking heeft op geestelijke en lichamelijke armoede.
En je hoort de engel zeggen: U is heden de Heiland – de héélmaker – geboren. En de bron van sjalom wordt jubelend bezongen!
En dan hoor ik die Heiland – tijdens de Bergrede – zeggen: Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. We staan met lege handen. Als we dat erkennen – als we dat erkennen! – ontstaat er ruimte voor het Koninkrijk van God. Het Koninkrijk van God dat bestaat in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap! Omdat Christus de diaken, de dienaar bij uitstek is. En wij? Wij volgen Hem in zijn diaconale spoor. Dat is rijk!
Sjalom voor u voor jou!
Groningen
N. Vennik