Een patiënt mag een medische behandeling weigeren, ook als deze weigering het sterven dichterbij brengt. In dat geval spreken we niet over euthanasie. Een arts zal de wens van de patiënt moeten eerbiedigen.
Een patiënt mag een behandeling weigeren. Dat hoort bij zijn rechten. Dit recht is vastgelegd in ons burgerlijk wetboek. Daarin staat onder meer dat een arts pas met een geneeskundige behandeling mag beginnen wanneer de patiënt daarvoor toestemming heeft gegeven. Als deze patiënt zijn toestemming niet kan geven vanwege zijn psychische of lichamelijke ziekte, moet ze door familie of naasten worden verleend. Dat is de regel. Een hulpverlener mag alleen maar afwijken van de regel als hiervoor gegronde redenen zijn.
Als iemand geen prijs stelt op behandeling en ten gevolge daarvan overlijdt, is dit geen euthanasie, ook geen indirecte euthanasie. De patiënt heeft niet om beëindiging van zijn leven verzocht. Nee, hij lijdt aan een kwaal en heeft geaccepteerd dat hij ten gevolge van die kwaal overlijdt. Hij heeft zijn eigen redenen waarom hij geen prijs stelt op een verdere behandeling. Een arts zal dat moeten respecteren. Dat is de normale situatie bij de behandeling van volwassen, wilsbekwame patiënten.
Ook een christen kan een behandeling weigeren. Deze weigering is een ingrijpend gebeuren. Daarom zal hij zijn beslissing nemen zoals hij elke ingrijpende beslissing neemt. Hij doet dat voor het aangezicht van God. Bovendien zal hij zich bewust zijn van zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn naasten aan wie hij verbonden is. Daarbij kunnen we denken aan levenspartner, kinderen, kleinkinderen en verdere familie. Ook kan worden gedacht aan de kerkelijke gemeente waartoe de patiënt behoort. Hij zal zich niet primair laten leiden door angst voor de toekomst en vrees voor aftakeling. Angst en vrees zijn niet de meest betrouwbare leidslieden. Een psalmdichter vraagt om de hulp van de Geest en dat die zijn leidsman mag zijn.
Taak volbracht
De Heilige Geest heeft de leiding in het leven van een christen. Door deze leiding kan bij hem een besef ontstaan dat zijn taak op aarde is volbracht. De Geest kan eveneens het verlangen aanwakkeren naar Christus te gaan. Dat gaan naar Christus is – om met Paulus te spreken – verreweg het beste. Toch zal een christen zijn besluit tot niet-behandelen geen individuele beslissing laten zijn. Hij zal zijn overweging voorleggen aan medegelovigen. Ook zal dit een beslissing zijn die na zorgvuldig beraad is genomen. En wel in vertrouwen dat de Here zijn wegen bekendmaakt door Woord en Geest.
Voor arts en familie ontstaat soms een lastige situatie. Denk aan een hoogbejaarde die vindt dat zijn leven is afgerond. Hij ziet tegen een verdere aftakeling van lichaam en geest op. Of iemand die misschien nog niet zo heel oud is, maar weet dat hij de ziekte van Alzheimer heeft. Hij is bang voor verdere ontluistering, een situatie die hij maar al te vaak van dichtbij heeft meegemaakt, bijvoorbeeld omdat hij onder deze patiënten heeft gewerkt. Dan kan de overtuiging groeien dat de taak op aarde is voltooid en het aardse bestaan niets meer kan geven. Hij besluit zich terug te trekken, niet meer te eten en maar heel weinig te drinken. Het gevolg daarvan is duidelijk: de kaars zal langzaam uitdoven.
De eerste reactie van de omgeving is dan dat zij de patiënt op andere gedachten wil brengen. Familieleden zullen proberen hem te overtuigen dat hij wel moet eten en drinken. Toch zullen zij uiteindelijk de gemaakte keuze moeten respecteren.
Wordt de situatie slechter door een tekort aan voedsel en vocht, dan blijft gelden dat de omgeving de patiënt niet mag dwingen voedsel en vocht tot zich te nemen. Dat is ook het beleid van de overheid bij een hongerstaking door asielzoekers. Niemand mag tegen zijn wil worden behandeld. Een verschil is wel de levensfase waarin iemand een dergelijk besluit neemt. De omgeving zal ten opzichte van diegenen die midden in het leven staan alles moeten doen de desbetreffende persoon op andere gedachten te brengen. Maar zij zal bij iemand die hoogbejaard is of die zijn levenseinde duidelijk ziet naderen, geen grote druk meer uitoefenen. In het laatste geval zal zij de gemaakte beslissing eerder respecteren.
Niet reanimeren
Een voorbeeld van niet-behandelen is niet-reanimeren na een hartstilstand. Bij een hartstilstand stopt de ademhaling en de bloedsomloop. Dan komt reanimatie in beeld, een poging de ademhaling en de bloedsomloop weer op gang te krijgen. Deze poging moet direct gebeuren wanneer iemand geen pols meer heeft.
Maar velen stellen geen prijs op reanimatie. Zij hebben een gezegende leeftijd bereikt en zijn dankbaar voor wat zij hebben ontvangen. Ook kinderen van God kunnen daartoe besluiten. Ze zijn bereid de Here te ontmoeten. Die bereidheid hebben zij als een genadegave ontvangen op grond van het werk van Christus. Deze bereidheid heeft de Geest in hun hart gelegd. Hij is het ook die deze bereidheid onderhoudt en versterkt.
Tegelijk overwegen zij wat het effect van reanimeren kan zijn. Reanimeren heeft niet altijd succes. Wordt het leven van de patiënt via reanimatie gered, dan is het nog maar de vraag welke kwaliteit dit leven daarna heeft. De resultaten van reanimeren zijn niet altijd positief. Het traject daarna is soms een extra lijdensweg.
Wil iemand niet gereanimeerd worden dan zal dat voor de direct betrokkenen duidelijk moeten zijn. In een zieken-, verpleeg- of verzorgingshuis moet dat op de status van de patiënt worden vermeld. Het verplegend personeel is dan op de hoogte van het feit dat deze patiënt bij een hartstilstand niet gereanimeerd wenst te worden.
Een dergelijke aantekening mag de verpleging natuurlijk niet op eigen initiatief maken. Zij zal dat met de patiënt zelf moeten overleggen. Wanneer de conditie van de patiënt erg slecht is en deze zelf niet meer kan beslissen, zal het verplegend personeel dat met de familie moeten overleggen.
Verblijft de patiënt niet in een zorginstelling, dan zal ook duidelijk moeten zijn dat hij niet gereanimeerd wil worden. Dat moet duidelijk zijn voor het ambulancepersoneel of wie dan ook de reanimatie wil gaan verrichten. De regel voor het ambulancepersoneel is reanimeren tenzij door de patiënt anders is verklaard. Daartoe moet deze een verklaring bij zich dragen.
Niet-reanimatieverklaring
Een dergelijke verklaring kan vrij eenvoudig worden opgesteld. Hierbij geef ik een voorbeeld:
N.N. [naam, adres, geboortedatum, adres, foto van de patiënt] verklaart dat hij / zij niet gereanimeerd wenst te worden wanneer hij / zij wordt getroffen door een hartstilstand.
Dan de handtekening en de zin:
Deze verklaring is opgesteld met goedkeuring van de huisarts [naam en adres, met de handtekening van de huisarts].
Het is in Nederland ook mogelijk een reanimatiepenning te kopen. Dat kan bij de Nederlandse vereniging voor een vrijwillig levenseinde (NVVE). Voorwaarde is dat je lid wordt van de vereniging. Maar dat is bezwaarlijk omdat de uitgangspunten van deze vereniging niet stroken met wat de kerk gelooft en belijdt.
Het kan dus ook anders en wel zoals hierboven beschreven: een verklaring opstellen, die bij je dragen en dan op een (pons)plaatje aan een kettinkje om je hals bijvoorbeeld de mededeling laten opnemen: 'Niet-reanimatieverklaring in de binnenzak', of een vergelijkbare mededeling, bijvoorbeeld 'Niet-reanimatieverklaring in handtas'. Als het ambulancepersoneel dan wil beginnen met reanimeren, zien zij dat kettinkje en weten zij waar zij de verklaring bij de patiënt kunnen aantreffen. Dit is ook wat de Nederlandse patiëntenvereniging (NPV) adviseert. Tot dusver heeft deze vereniging die zich aan de Bijbel wil oriënteren, zelf nog geen penning uitgegeven.
Als de patiënt ergens naartoe gaat, zelfstandig of in gezelschap, zal hij de genoemde verklaring bij zich moeten dragen, inclusief het kettinkje. Het kan ook zinvol zijn de verklaring in tweevoud op te stellen en deze thuis neer te leggen op een plek waar de eventuele huisgenoot deze direct bij de hand heeft. Wat iemand ook beslist ten aanzien van behandelen of niet-behandelen, laat dit zijn in afhankelijkheid van Hem die macht heeft over dood en leven.
Feanwâlden
D. J. Steensma