Onlangs hebben de Christelijke Gereformeerde Kerken een uitspraak gedaan ten aanzien van homoseksualiteit en homoseksuele relaties. Aan die uitspraak ligt een visiedocument ten grondslag. In dit artikel een samenvatting daarvan. Het volledige document staat op de website cgk.nl. Met het oog op het pastoraat is ook een pastorale handreiking verschenen. Daarover een volgende keer.
Homoseksuele gevoelens zijn seksuele gevoelens voor iemand van hetzelfde geslacht. Wanneer deze blijvend zijn, vormen ze een gerichtheid. Het aantal mensen met een dergelijke gerichtheid ligt op ongeveer drie procent van de mannen en één procent van de vrouwen.
Gemeenteleden met een homoseksuele gerichtheid zijn in het verleden meer dan eens onheus bejegend. Dat is niet in overeenstemming met het evangelie. Alleen al de gedachte dat zij minder zouden zijn dan een ander, stelt ons schuldig voor God.
Binnen de kerken wordt verschillend gedacht over homoseksualiteit. Dat staat niet los van ontwikkelingen in de samenleving. Daar worden homorelaties over het algemeen aanvaard. Deze ontwikkelingen gaan de kerken niet voorbij. Visies veranderen, vanzelfsprekendheden verdwijnen, verwarring en verwijdering roepen spanning op.
Achtergronden
Al vanaf de oudheid wordt gezocht naar een verklaring van gelijkgeslachtelijke gevoelens. Vandaag spelen biologische verklaringsmodellen een grote rol. Deze modellen wijzen op een mogelijke oorzaak in hormonen, hersenen, genen of een combinatie daarvan. Andere modellen verwijzen naar psychosociale factoren: aangeleerd gedrag en de invloed van de omgeving. Soms wijzen theorieën op een stoornis in de ontwikkeling van kind naar volwassene. Velen spreken over een complexe wisselwerking tussen verschillende factoren.
In het algemeen geldt dat iemand die van jongs af aan een homoseksuele gerichtheid heeft, deze niet of nauwelijks kan veranderen. Anders ligt dat soms bij iemand die door een bepaalde ontwikkeling in zijn jeugdjaren deze oriëntatie heeft ontwikkeld. Hoe dit ook zij: lichamelijke, psychische noch maatschappelijke factoren zijn een norm voor ons handelen.
Belangrijk is dat de kerk onderstreept dat seksualiteit en huwelijk goede gaven van God zijn. Helaas zijn mensen in onze tijd het zicht daarop kwijtgeraakt. Ook dat deze gaven door de zondeval zijn geschonden, dat zij in Christus weer hersteld zijn en door de Geest worden hersteld. Tegelijk geldt dat een huwelijksrelatie niet de laatste en hoogste vervulling van het mens-zijn is. Die vervulling ligt in de relatie met God. In dat licht gezien is ongehuwd-zijn een gelijkwaardig alternatief.
Gebrokenheid
Homoseksuele gevoelens zijn tekenen van gebrokenheid. In deze gebrokenheid delen wij allen op een bepaalde manier. Niemand mag zich daarom verheffen boven een ander. Niemand hoeft zich op grond daarvan minder te voelen dan een ander.
Paulus wijst in Romeinen 1 niet op bepaalde mensen die meer zondaar zouden zijn dan anderen. Hij stigmatiseert niet. Zijn bedoeling is via een heel duidelijke zonde heel de mensheid schuldig te stellen voor God: mensen vereren uit zichzelf het geschapene boven de Schepper. Niemand is rechtvaardig. Alle mensen zijn in hun denken verduisterd en in hun doen verward. Tegelijk wijst Paulus een bepaalde tegennatuurlijke praktijk af, die ingaat tegen de bedoeling van de Schepper.
Hij veroordeelt niet alleen een heidense tempelprostitutie. Hij spreekt immers ook over een omgang tussen vrouwen, en die kwam helemaal niet voor in heidense tempels.
Ook bedoelt hij niet alleen het misbruik in een homoseksuele omgang tussen heer en slaaf, volwassene en jongen. Hij wijst evenmin alleen maar af wat wij decadent en losbandig gedrag noemen. Welke achtergrond het homoseksueel handelen ook heeft, het wordt door de apostel afgewezen.
Het feit dat Paulus homoseksuele gerichtheid niet uitdrukkelijk noemt, betekent niet dat hij daarover niets te zeggen heeft. Duidelijk is dat de mens in het diepst van zijn wezen gebroken is en schuldig staat.
Wat Paulus schrijft gaat terug op Leviticus (18, 22 en 20, 13). Heel zijn woordgebruik wijst in die richting. Dat zegt veel. Want het verbod in Leviticus gaat niet alleen over een homoseksuele omgang in heidense tempels. Het is algemeen en verwijst uiteindelijk naar de grenzen die God heeft gesteld.
Bijbeltekst en actualiteit
Citeren van bijbelteksten is voor ons niet voldoende. Deze teksten zullen we ook moeten wegen in het licht van de gehele bijbelse boodschap. Deze boodschap is dat God in Christus zijn heil schenkt in de vergeving van zonden, in bevrijding en een nieuw leven. Wie in Christus is, is een nieuwe schepping, en wórdt dat ook door de Heilige Geest. Zoals Christus de geboden van zijn Vader liefheeft, zo wie naar Hem genoemd is.
De afwijzing van homoseksueel gedrag in de Bijbel mogen we niet relativeren door een verwijzing naar het verbond. We kunnen niet zeggen: zolang menselijke relaties het verbond van God weerspiegelen, is die relatie wel goed. Als we dat doen, maken we de gedachte van het verbond los van wat God in de schepping heeft gegeven en in Christus bekrachtigd.
Anderen menen dat een relatie goed is wanneer er maar liefde is. Maar liefde is in de Bijbel geen vervanging van geboden. Ze brengt juist de kern van de geboden in het licht.
Ook wijzen sommigen op de bijbelse gedachte van vrijheid: in de Bijbel zien we gaandeweg meer vrijheid voor mensen die zijn achtergesteld, zoals vrouwen en slaven. Maar daar staat tegenover dat de Bijbel geen ontwikkeling laat zien ten aanzien van homoseksuele omgang.
Velen zeggen dat we vandaag niet alle geboden van de Bijbel meer toepassen. Denk bijvoorbeeld aan het eten van bloed. Dat werd de heidenen verboden, in Oude en Nieuwe Testament. Zou dat dan ook niet zo zijn met een homoseksuele relatie? Eerst door God verboden, nu toegestaan? Zou God zich toch ook daarin niet aanpassen aan veranderde tijden? Het punt is dat we daarvoor geen enkele aanwijzing in de Schrift vinden. De kerk belijdt dat de Schrift richtlijn en maatstaf is voor denken en handelen. Niet onze visie op veranderingen in cultuur.
Kerk en gemeentelid
In de kerk zijn gemeenteleden op deze belijdenis aanspreekbaar. Maar wat als iemand toch een andere gedachte heeft over een verbod op een homoseksuele relatie in liefde en trouw? Wat als hij niet de zin van een verbod ziet? Ook als wij de precieze bedoeling van een gebod niet kennen en daarbij twijfels hebben, blijft toch de roeping tot gehoorzaamheid gelden.
Weliswaar staat elke gelovige direct voor God en heeft hij een persoonlijke verantwoordelijkheid. Maar als belijdend lid van de kerk staat hij wel onder herderlijk opzicht en tucht van de kerkenraad. Deze gewillige onderwerping rust in wat de Bijbel zegt over de plaats van ambtsdragers.
Ouderlingen geven stem aan wat de gemeenschap der heiligen van de wil van God heeft verstaan uit de Schrift. Dat geeft hun de bevoegdheid tot een oordeel over wat wel of niet strijdig is met de eer van God en de heiligheid van de gemeente. Bij de uitleg van de Schrift weegt deze bevoegdheid zwaarder dan die van de individuele gelovige.
Er zijn vragen die een plaatselijke kerkenraad niet alleen aankan. Daarin helpen kerken van een kerkverband elkaar. Dan moet, behoudens het recht van appel, wat breed besloten wordt voor vast en bondig worden gehouden. Ook is het kerkelijk ongerijmd wanneer homoseksuele broeders en zusters met een verhuizing naar een andere plaatselijke kerk met een heel ander pastoraal beleid te maken krijgen. Een gemeentelid dat desondanks een eigen weg gaat, zal ernstig en liefdevol moeten worden vermaand, in wijsheid en fijngevoeligheid.
Kerkelijke uitspraak
In de uitspraak die de generale synode heeft gedaan, erkent zij dat in onze kerken in het verleden in het algemeen te weinig specifieke aandacht is geweest voor een pastoraal spreken inzake homoseksualiteit en homoseksuele relaties.
Verder stelt zij dat gemeenteleden met een homoseksuele gerichtheid binnen de gemeente van Christus dezelfde positie hebben als andere leden van de gemeente. Hun gerichtheid doet daaraan niets af. Zij zijn volwaardig en gelijkwaardig lid van de gemeente, delen in de onderlinge zorg en worden met hun eigen gaven ingeschakeld tot opbouw van het geheel.
Ook heeft de synode uitgesproken dat seksuele omgang tussen mensen van gelijk geslacht en relaties waarin die omgang gestalte krijgt, niet in overeenstemming zijn met het Woord van God. Ze moeten derhalve zonde worden genoemd. Hierbij moet de kerk in haar pastorale verantwoordelijkheid de weg van kerkelijke vermaning gaan in overeenstemming met Schrift, belijdenis en kerkorde.
De synode onderstreepte ten slotte dat de hantering van dit bijbelse spreken ten aanzien van homoseksualiteit en homoseksuele relaties in prediking, catechese en pastoraat moet gebeuren in de gezindheid van Christus.
Feanwâlden
D. J. Steensma