Het idee dat God mens is geworden is voor ons niet te vatten. We doen er van alles aan om Jezus ‘op te hemelen’. Zijn goddelijke glorie moet er toch constant wel doorheen stralen. Wie de Bijbel serieus neemt moet constateren dat Jezus voluit mens is geworden. Er zijn maar enkele teksten in het Oude Testament die iets van zijn goddelijke glorie suggereren. De meesten daarvan ook nog weer in verband met zijn koninklijke afkomst en status. Veel vaker echter tekent het Oude Testament hem als mens, als de verguisde en vergruisde mens. Jesaja 53 geeft daarvan wel de meest aangrijpende tekening.
Ik ga even voorbij aan hoe, door de geschiedenis heen, Jesaja 53 gelezen en toegepast is door de Joden en anderen. We lezen Jesaja 53 als vanzelf als een tekening van Jezus in Zijn lijden. Wanneer we Jesaja 53 (NBV) zo lezen, welk beeld wordt ons dan van Hem geschetst?
Jesaja 53:2: ‘Onopvallend was zijn uiterlijk, hij miste iedere schoonheid.’
Jesaja 53:3: ‘Hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was.’
Overigens in Jesaja 52:14 staat al: ‘zijn uiterlijk had niets meer van een mens.’
Probeer dit nu eens in een foto te vatten of, als je wat creatiever bent, in een schilderij. Dat levert geen mooi plaatje op. Integendeel. Het is afzichtelijk. Hij is afzichtelijk.
Daar stapelt zich nog bovenop de opinie van de mensen, wat die van hem vinden:
Jesaja 53:2: ‘Zijn aanblik kon ons niet bekoren.’
Jesaja 53:4: ‘Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd.’
De reactie is dan ook te begrijpen:
Jesaja 53:3: ‘een man die zijn gelaat voor ons verborg, veracht, door ons verguisd en geminacht.’
Feitelijkheid
Wanneer Jezus wordt geboren moeten we deze feitelijkheid van Jesaja 53 meenemen en voluit honoreren. Het is waar dat de evangelisten ook bij de geboorte van Jezus zijn goddelijke en koninklijke heerlijkheid laten oplichten. Johannes nog wel het meest. Maar dat mag ons er niet toe verleiden om op slag te zeggen: ‘Jezus… daar gaat God’ (Jörg Zink). Dat is namelijk totaal niet te zien noch te verwachten van het kindeke Jezus. Het is precies wat Jesaja 53 zegt. Onopvallend was zijn uiterlijk, hij miste iedere schoonheid, zijn aanblik kon ons niet bekoren. Laatst werd er in China een reuzenbaby geboren van 6.2 kilo! Iedereen vloog er op af. Zoiets was niet te verwachten bij de geboorte van Jezus. Een gewone baby. Hooguit een slinger boven de kribbe met de woorden ‘Hoera, een mensje’. De meeste mensen zagen er echt geen brood in om op kraamvisite te komen. En die er kwamen, waren daar op Gods ingeven. Of ze kwamen met kwade bedoelingen, namelijk om dit mensje een kopje kleiner te maken. Jezus, de verguisde.
Mens met ons
De incarnatie van Jezus is nodig vanwege zijn identificatie met ons. Hij moet en wil onzer één worden, Hebr. 2:10-15. Hij wordt ons in alles gelijk. Hij wordt uit de moederschoot geboren, leert eten en lopen en praten. Speelde als kind een spel, trok op met kameraden, leerde op school. Het kind werd een man. Hij bewoog zich tussen de mensen, voegde zich in relaties met zijn ouders, vrienden en dorpsgenoten. ‘Jezus, zoon van de timmerman.’ Een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, lezen we in Jesaja 53. Jezus is zelf ziek geweest en heeft daaraan geleden, net zoals Hij honger en dorst heeft geleden. Het betekent ook dat Hij om zich heen lijden en ziekte heeft opgemerkt en daaraan geleden heeft. Jezus rouwde, om vader Jozef, die vroeg overleed, om Johannes de Doper, om Lazarus. Lichamelijk, mentaal en relationeel helemaal met ons mensen verweven. Met alle vreugde en verdriet van dien.
Mens onder ons
Sterker nog. Jesaja 53 tekent ons Jezus juist ook als een mens onder ons. Een mens op de laagste tree. Een verstotene, een verguisde. Kennelijk was het niet voldoende dat Jezus gewoon mens werd, maar zelfs een verguisd mens werd. Een mens wiens leven en bestaan wordt getekend door smarten. Er is geen moment dat die sluier niet over Jezus leven hangt. ‘Er was voor hen geen plaats in de herberg.’ ‘Zij brachten Hem buiten de legerplaats.’ Vanaf zijn geboorte moet Jezus zeggen: ‘De vossen hebben holen, de vogelen van de hemel nesten, maar de zoon van de mensen heeft geen steen waarop hij zijn hoofd kan neerleggen.’ Daarin zit naast identificatie met ons mensen, ook solidariteit met de ont-rechte en verg(r)uisde mens toen en nu.
Mens voor ons
Er zit opzettelijkheid in het zo mens worden van Jezus. Jesaja 53 laat zien dat Jezus ziekte en lijden naar zich toe trekt. Jesaja 53:4: ‘Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam.’ Jesaja 53:7: ‘Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open.’ Hij nam het op zich. Hij nam het over. Jouw ziekte en lijden, wordt zijn ziekte en lijden. Het is onderdeel van de vrolijke ruil. Hij neemt onze onvolmaaktheid en lijden over. Ziekte en lijden en vruchteloosheid zijn gevolg van de zonde. Jesaja 53 laat uitkomen dat Jezus in de wereld komt om ook de gevolgen van de zonden op zich te nemen en weg te nemen. Jesaja 53:5 onderstreept het doel daarvan: ‘Zijn striemen brachten ons genezing.’ Maar niet alleen de smet en smart van de zonden neemt Jezus over. Jesaja 53 laat vooral uitkomen dat Jezus de schuld van de zonde op zich neemt en overneemt en het oordeel van God daarover ondergaat. Jesaja 53:5 (NBV): ‘Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken.’ Jesaja 53:6: ‘Maar de wandaden van ons allen liet de HEER op hem neerkomen.’
De vrolijke ruil
Luther noemde dat de vrolijke ruil. Hij bedoelde daarmee dat dit diepe lijden van Jezus in onze plaats ons verwondert en vertroost. Hij schrijft ergens: ‘Hoe dieper wij Christus in de natuur en in het vlees kunnen trekken, hoe troostrijker is het voor ons... Hoe had God Zijn goedheid groter kunnen tonen!’ Dat gaan zien en aanbidden kan alleen in geloof. Dit geloof, waardoor wij vast vertrouwen, dat Jezus zo voor ons geboren is en zijn geboorte ons ten goede is geschied. Een miserabel mens mag door het kindeke Jezus tot glorie komen. Voluit.
Assen
Stoffer Otten