Vorig jaar voelde ik het even, een klein beetje angst. Op een zondagmorgen woonden we een doopdienst bij. De meeste dopelingen hadden een islamitische achtergrond. Een van hen was zelfs een voormalige Iman. Er was ruchtbaarheid aan de dienst gegeven. Niet iedereen zat lekker. Maar er gebeurde niets.
Nee, we hoeven hier niet bang te zijn voor bomaanslagen, of voor bendes die schietend de kerk binnenvallen. We hoeven ook niet angstig om ons heen te kijken en ons af te vragen wie de verrader is. Wij niet. Wij leven in rust en vrijheid. Hoe vrij we zijn kunnen we ons alleen nog realiseren als we op reis gaan naar onvrije landen, of als we luisteren naar de vluchtelingen in ons midden. Soms proberen we ons te verwonderen over onze vrijheid. Dat lukt maar moeilijk. We zijn er gewoon aan gewend, we weten niet beter.
Achter de voordeur
Toch verandert er ook bij ons iets. Het gaat langzaam, zo langzaam dat we het nauwelijks in de gaten hebben. Door de secularisatie komen er niet alleen minder gelovigen, maar ook de positie van gelovigen verandert. De ongelovigen van nu zijn niet alleen in veel grotere getale, ze zijn ook anders, radicaler, dan de ongelovigen uit vroeger jaren. ‘Ik ben niets’ werd vroeger gezegd door iemand die niet geloofde. Nu noemen veel ongelovigen zich atheïst. Ze belijden hun ongeloof en ze willen er ook voor strijden. Ze voelen een missie om te strijden tegen gelovigen. Vooral al die rechten voor gelovigen zijn hun een doorn in het oog. Verzet tegen het geloof is zo dichterbij gekomen. Het groeit in Europa, het groeit in Nederland. De strijd speelt zich vooral af om de publieke ruimte. Geloven mag, maar het moet achter de kerkdeur en achter de voordeur blijven.
Vorig jaar waren er zelfs politici die voorstelden om het grondrecht van godsdienstvrijheid maar af te schaffen. We hebben genoeg aan het grondrecht van vrije meningsuiting, was hun mening. Dat klinkt bijna aannemelijk. Maar er gebeurt iets heel belangrijks. De bijzondere plaats van het geloof wordt betwist. Geloven is gewoon een mening, een van de vele meningen. Het is aan ons om duidelijk te maken dat geloven een zaak van het hart is, een zaak van leven en dood.
Nieuwe oriëntatie
De nieuwe situatie waarin we verkeren, vraagt om een nieuwe oriëntatie. Hoe gaan we ons verhouden tegenover het agressiever wordend ongeloof? Rabbijn Jody van de Kamp sprak onlangs van ‘gepaste ingetogenheid en bescheidenheid tegenover de grote buitenwereld’. Ingetogenheid en bescheidenheid, dat zijn twee zaken die zeker het overdenken waard zijn. Geen opgeblazenheid en geen grote woorden. Maar we zijn wel uitgezonden om licht te zijn en om het evangelie te verkondigen aan alle volkeren. Daarom moeten we gepast gebruik maken van onze vrijheid. Heel veel christenen hebben zich al verborgen terwijl daar nog geen noodzaak voor is. We kunnen veel leren van de vluchtelingen die God in ons midden heeft gezonden. We doen er goed aan om naar hun verhalen te luisteren. Hoe hebben ze geleefd en geloofd in een vijandige omgeving? En we kunnen ook leren van hun onbevangen vrijmoedigheid.
De enige onrust die er in bovengenoemde doopdienst ontstond was op het moment dat een van de dopelingen al de aanwezigen opriep om zich radicaal aan God te wijden. Daar keken we wel even van op.
Een vrijmoedig nieuw jaar toegewenst.
Urk
K. de Jong