Een vast onderdeel van onze vakantie is een middag winkelen.
Niet dat ik me daar op verheug, maar in een huwelijk is het geven en nemen.
Dus gaan we.
Mijn vrouw haalt haar hart op.
Rekken met kleding en daarop aanbiedingsborden worden aan een nauwkeurige inspectie onderworpen.
Blouses worden tegen het licht gehouden en weer terug gehangen.
Ondertussen bekijk ik gevels en kijk naar de mensen die voorbij lopen.
Een beetje jaloers kijk ik naar de man die met zijn pijp in de mond pufjes rook omhoog laat gaan. Onder de snelbinders van zijn fietst zit een visnet geklemd. Op zijn gezicht ligt een tevreden trek.
Twee jongens, met een fles cola in de hand, fietsen door het centrum waar fietsen verboden is.
Zigzaggend fietsen ze tussen de wandelaars door.
Drie meisjes, hun mobiel in de aanslag, lopen me giechelend voorbij.
Een moeder draagt haar baby liefdevol op haar armen.
Ze straalt geluk uit.
Een man achter zijn rollator probeert met kleine stapjes zijn voertuig bij te houden.
Af en toe staat hij stil voor een etalage.
Dan vervolgt hij zijn weg.
Mijn vrouw vraagt me wat ik van het kledingstuk vindt dat ze uit het rek haalt.
‘Ik denk dat het je wel staat’, zeg ik.
‘Kijk anders nog even rustig rond, dan ga ik even verderop op dat bankje zitten.’
Het bankje staat onder een groepje bomen en kijkt me uitnodigend aan.
Als ik plaatsneem zie ik tot mijn verrassing op de bank een boek liggen.
Het is een Bijbel.
Voorin lees ik de volgende boodschap:
‘Aan de vinder van dit boek.
Deze Bijbel wil ik u schenken in de hoop dat hij u tot zegen wordt.
Hetzelfde boek schonk iemand mij vijf jaar geleden.
Het geeft mij vreugde, kracht, moed, vertrouwen en vrede’.
Achterin de Bijbel, nog een met de handgeschreven boodschap:
‘Door God geleid, kwam ik op 51 jarige leeftijd tot het Bijbel¬ lezen. Zo kwam ik tot besef van mijn verkeerde levenswijze.
Kritiek leveren, slecht over anderen spreken, liefdeloosheid, trots en egoïsme.
Ik besloot tot een nieuw, God welgevallig, leven.
Gestimuleerd door de woorden van een predikant, om tenminste elke dag tien minuten in de Bijbel te lezen, hield ik - hoewel het me eerst weinig zei - toch vol.
Nu lees ik als een kind met grote honger.
Het is als een avontuur, vol verrassingen en een overwinningstocht.
Maar beproevingen en leed merk ik ook en dan zijn, Abraham, Jozef, en anderen voor mij de beste voorbeelden.
Voor diegene die God lief heeft, moeten alle dingen ten goede dienen.’
Met in mijn hand de Bijbel zit ik me af te vragen: wat is de bedoeling hier van?
Is de boodschap voor mij bedoeld?
Moet ik hem laten liggen, zodat anderen hem ook kunnen lezen?
Wat zou de voor mij onbekende persoon graag willen?
Ik denk: zijn boodschap doorgeven.
Bij dezen.
Douwe Janssen