In het vorige artikel kwam aan de orde dat God graag door ons serieus genomen wil worden. Dat Hij gebeden wil zijn. Met allerlei bijbelse geschiedenissen toont W.J. Ouweneel dat in zijn boek aan. Dat boek heet Leren praten met God. Hij maakt duidelijk dat God graag wil geven. In dit artikel aandacht voor de werkzaamheid van het gebed als zodanig. Het gebed is namelijk niet maar een soort petitie.
De Heidelbergse Catechismus leert ons over de voorzienigheid van God. Dat is Gods almachtige en alomtegenwoordige kracht. Daarmee onderhoudt en regeert Hij hemel en aarde. En wel zo, dat loof en gras, regen en droogte, gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede, niet bij toeval maar uit zijn vaderlijke hand ons toekomen. Ouweneel reageert wat kritisch op deze passage uit de HC. Als dit zo is, zou de vraag kunnen zijn, aldus Ouweneel: mogen we dan wel bidden tegen onvruchtbaarheid, tegen ziekte? God doet ons dit toch aan? Hij wil toch dat we ziek zijn? Maar we kennen toch ook veel bijbelse voorbeelden waarin tegen ziekte, tegen droogte en tegen kinderloosheid werd gebeden?
Aan de andere kant kunnen we, zo schrijft hij, natuurlijk ook terecht komen in een evangelische redenering waarin gesteld wordt dat ziekte van de duivel komt, en wie dus ziek is, dat aan zichzelf te danken heeft. Of we nu denken dat het Gods wil is dat we ziek zijn of dat het door onze eigen zonde komt, beide gedachten kunnen verlammend werken op ons gebedsleven. Waarom zouden we dit gespeculeer over Gods wil, zo stelt Ouweneel, niet gewoon laten rusten? Om gewoon kinderlijk gelovig te gaan bidden? In plaats van na te denken over oorzaken? Want ons vertrouwen raakt er enkel door verlamd. En dat vertrouwen is nu net het wezenlijke.
Ouweneel doet wel wat al te negatief over dit stuk van de Heidelbergse Catechismus, vind ik. Deze tekst kan mijns inziens juist ook helpen om in vertrouwen te leven als je ziek bent, kinderloos of bij armoede. De kalmerende en gezonde werking die uitgaat van de belijdenis ‘uit Gods vaderhand’ moet niet altíjd verward worden met berusting. Juist deze belijdenis heeft menigeen er doorheen gesleept. Maar ik snap wel dat Ouweneel zo schrijvend ons wil shockeren, en dat kan geen kwaad. Dat stimuleert het opnieuw nadenken en bewust worden.
Uitzonderingen op de regel
God verhoort niet elk gebed. Ook de Bijbel heeft daar weet van. David smeekte om behoud van het leven van het kind dat hij bij Bathseba had verwekt. Paulus bad om verlossing van zijn ‘doorn in het vlees’. Samuël bad voor Saul nadat God gezegd had dat Hij spijt had Saul te hebben gesteld tot koning. Ontkracht dat het hele verhaal van verhoring? Het punt hier is, zo stelt Ouweneel, dat Paulus en anderen juist baden omdat ze wisten en ervaren hadden dat God zou kunnen verhoren. En ze kregen in de gaten dat God in deze gevallen geen verhoring gaf.
De teneur van de Schrift is dat sommige dingen niet gebeurd zouden zijn als er niet om gevraagd was. En dat sommige (erge) dingen wel gebeurd zouden zijn als mensen daar niet tegenin hadden gebeden. Ouweneel schrijft: “De bijbel is vol van dit principe: ‘Schep vreugde in de HEERE, dan zal Hij u geven wat uw hart verlangt’ (Ps. 37:4).”
Voeg hieraan toe de uitspraken van Jezus en zijn apostelen. Bid, en u zal gegeven worden. Voorwaar ik zeg u, dat als twee van u overeenstemmen op aarde over enige zaak die zij maar zouden vragen, het hun ten deel zal vallen van mijn Vader die in de hemelen is. Elders: Voorwaar ik zeg u, dat wie tot deze berg zegt: “word opgeheven en in de zee geworpen”, en niet twijfelt in zijn hart, maar gelooft dat wij hij spreekt gebeurt, het zal hem gebeuren. Daarom zeg Ik u: alles wat u maar bidt en vraagt, gelooft dat u het ontvangt, en het zal u gebeuren. Of wat te denken van deze uitspraak uit Jakobus: Als aan iemand van u wijsheid ontbreekt, laat hij die aan God vragen, die aan allen mild en zonder verwijt geeft en zij zal hem gegeven worden. Nog één? Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid jegens God; en wat wij ook bidden, ontvangen wij van Hem, omdat wij zijn geboden bewaren en doen wat voor Hem welbehaaglijk is (1 Johannes).
Dit is dus kortweg het hoofdprincipe. En mocht verhoring lang duren, dan zal God zijn redenen daarvoor hebben. God zegt zelfs dat Hij het liefst handelt volgens het principe van Jesaja 65:24: “En het zal geschieden dat voordat zij roepen, Ik zal antwoorden, terwijl zij nog spreken, Ik zal horen.” Anderzijds roept de Bijbel ook op tot geduld, tot wachten op God.
De werkende oorzaak
Als ergens duidelijk wordt dat het gelovige gebed, de vertrouwende vraag op zichzelf werking heeft dan is dat tijdens Jezus’ rondwandeling op aarde. We horen steeds uitspraken als: uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede (tegen de zondares); heb goede moed, dochter, uw geloof heeft u behouden (tegen de bloedvloeiende vrouw); laat het u gebeuren volgens uw geloof (tegen twee blinden); o vrouw, groot is uw geloof; moge u gebeuren zoals u wilt (tegen de Kananese vrouw in verband met haar zieke dochter). En zo kunnen we nog wel een poosje doorgaan. Het is wel goed om hierbij aan te tekenen, vind ik, dat er in het contact tussen Jezus en de mensen nog wel iets meer gebeurt dan enkel het vertrouwen van de mensen. Er gaat van Hem een geloofskracht uit die een impuls betekent voor hun innerlijke leven, hun vertrouwen, en voor hun relaties met hun naasten.
Nog duidelijker wordt de kracht van vertrouwen in het gesprek tussen Jezus en de vader van de maanzieke jongen. De vader zegt tegen Jezus dat als Hij iets kan, Hij dan medelijden moge hebben en of Hij hen dan wil helpen. Jezus zegt dan: “Als u kunt! – alle dingen zijn mogelijk voor hem die gelooft!”
Mens als partner van God
Anders gezegd, het ligt niet aan het wel of niet ‘kunnen’ van Jezus, hij legt de bal neer bij de hulpvrager: jij moet geloven (vertrouwen)! De werkende oorzaak is niet (alleen) Gods barmhartigheid of soevereiniteit maar ons vertrouwen. Dat blijkt ook uit het feit dat ook het omgekeerde zich kan voordoen. In Nazareth deed Jezus niet veel krachten vanwege hun ongeloof, Hij kon weinig uitrichten zo lezen we in Matteüs 13 en Marcus 6.
Is dit alles raar, als we dit zo horen? Of weten we dit eigenlijk al? Waren we al niet bekend met het feit dat God ervoor heeft gekozen om zich (mede) afhankelijk te maken van de mens? De mens als partner van God?
Dit boek, waarvan in dit en het vorige artikel nog maar een fractie is besproken, leent zich uitstekend voor bespreking op een bijbelstudieclub. Elk hoofdstuk bevat ook vragen die het nadenken over dit onderwerp stimuleren.
Hoogeveen
N. Sikkema-Holwerda
N.a.v. W.J. Ouweneel, Leren praten met God, in 20 weken, Uitgeverij Medema, 2013, 292 pagina’s, ISBN 978 90 6353 678 7, € 16,95