Een nieuw seizoen staat voor de deur. Kerken starten hun programma’s weer op, brainstormen op nieuwe plannen. Voor velen staat een nieuwe studie voor de deur of een nieuwe school. Of we denken na over een andere baan.
Nieuw is vaak spannend. Daarom verlangen we er lang niet altijd naar. Veel mensen, met name volwassenen, hebben zelfs een hekel aan verandering, helemaal als die in hun beleving niet nodig is. De reden voor die hekel is angst. Want zelfs al zijn we niet tevreden met ons leven hier en nu, je weet in elk geval wat je hebt en het is maar afwachten of het beter gaat als je voor een nieuwe baan kiest of als een kerkenraad veranderingen doorvoert in de kerk.
Leven is ontwikkeling
Veel mensen veranderen alleen als er niks anders opzit. In een aantal gevallen, zoals bijvoorbeeld een nieuwe opleiding, ontkomen we er niet aan om voor iets nieuws te kiezen. Of we veranderen hooguit iets kleins om het grote geheel in stand te houden. Bijvoorbeeld zoals een fysiek gehandicapte zijn huis laat aanpassen (veranderen) om er te kunnen blijven wonen.
Terwijl wezenskenmerk van het leven juist beweging en verandering is. Ontwikkeling, groei naar rijpheid. Kijk naar de natuur en kijk maar naar kinderen. Volwassenen raken dit zomaar kwijt. Als leven inderdaad in essentie beweging is, dan is stilstand de dood in de pot. Er treedt dan ook gemakkelijk saaiheid, lusteloosheid, starheid of verveling op. Maar het ‘voordeel’ is dus dat het veilig voelt, overzichtelijk. Hierbij kan trouwens gemakkelijk fanatisme ontstaan. Ter bestrijding van hen die binnen een groep wél veranderingen willen. ‘Voordeel’ van fanatisme is dat we ons weer levendig voelen. Het bruist in ons, we strijden ergens voor, of beter gezegd: tegen. Maar fanatisme is een bedenkelijke ‘beweging’, ook al lijkt zij nog zo levendig. Omdat het doel, in dit geval althans, verstarring is.
Vernieuwing om de vernieuwing
Vernieuwing om de vernieuwing is overigens net zo kunstmatig en verstarrend als stilstand. En wel om de volgende reden. Als we maar domweg veranderen om de sensatie van verandering, kon het wel eens zo zijn dat we bezig zijn om onbehagen weg te drukken. Waarom moeten we zo nodig een nieuw huis, een andere auto of gadget? Of een ‘nieuw’ kindje of een nieuwe jurk? Altijd maar weer wat nieuws? Of nieuwe vormen in de kerk? Al die dingen kunnen op zichzelf best goed en nodig zijn! Maar welke onrust, angst of onbehagen mag eventueel niet worden gevoeld? Van welke gevoelens moeten we worden afgeleid? Is het nieuwe, de verandering, een middel ter verdoving van angst, minderwaardigheid of leegheid? Of om een gevoel van falen weg te stoppen? We zouden eigenlijk eerst eens naar ons onderliggende onbehagen moeten kijken.
De ongewenste gast
Er loopt trouwens één gast rond op aarde die heel goed in staat is om grote en snelle veranderingen te bewerken. Een ongewenste gast. De dood. Als die verschijnt (of dreigt te verschijnen) zijn we vaak wél bereid tot veranderingen. Overigens, ook nu weer omdat er niks anders opzit. We ontvluchten ons huis, onze stad of zelfs ons land bij oorlogs- of ander doodsgevaar. We veranderen onze levensstijl omdat de dokter ons waarschuwt. Wat geen psycholoog zo snel voor elkaar krijgt, bereikt deze ongenode gast in korte tijd. Aan motivatie geen gebrek. Zó verliefd zijn we op het leven. En paradoxaal genoeg vrezen we vaak de veranderingen die zo bij het leven horen.
De Gastheer
Er is nog een ‘gast’ die op aarde heeft rondgelopen en die we niet onvermeld mogen laten. Feitelijk is Hij geen gast maar de Gastheer. Want van Hem is het leven en we zijn in ons leven te gast bij Hem. Zou een geestelijke relatie met deze Gastheer onze <<cursief openen>>veranderingsangst en veranderingszucht<<sluiten>>kunnen matigen? De Gastheer Jezus beweert van wel. Hij gebruikt grootse woorden. ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’ Hij zegt ook dat wie zijn leven wil vasthouden en het tot iets kunstmatigs en verstards maakt, het leven zal verliezen. Maar wie zijn leven loslaat door overgave aan Hem, het leven zal behouden. Die mens zal het echte leven vinden, zoals het bedoeld is. Dat wordt dan voelbaar in onze levendigheid en vreugde. Fonteinen van levend water zullen in ons ontstaan. Dat klinkt lang niet gek…
Opkijken
Maar hoe zou dat kunnen? In woorden is het eenvoudig uit te leggen. Door liefde, veiligheid en leiding van God te ontvangen, door zijn Geest. Liefde drijft de angst uit, zegt de Schrift. Onze angsten zíjn er dus wel, onmiskenbaar, maar in de liefdesrelatie mogen onze angsten smelten zoals sneeuw smelt voor de zon. Het valt niet altijd mee om ons te richten op deze Gastheer. Onze, vaak ingebeelde, angsten doen ons naar van alles en nog wat grijpen. Naar controle of juist naar vernieuwingen om onbehagen te verdoven.
Ik denk aan het volk Israël in de woestijn. Toen het volk in de woestijn belaagd werd door slangen kreeg het van God opdracht om te kijken naar de opgeheven koperen slang. In plaats van zich te fixeren op wat hun zo’n angst inboezemde, de levende slangen. Dat zal niet gemakkelijk zijn geweest. Je moet toch vooral die slangen in de gaten houden, zou je denken! Zo moeten ook wij onze aandacht en blik richten op de verheven Christus en niet op de ons omringende slangen. Want angst en onbehagen zijn slechte raadgevers.
Aandacht
Waar richt onze aandacht zich op? In het eerste gebod zegt God dat Hij de enige moet zijn, de eerste. Hij wil onze volle aandacht. Niet omdat Hij niet zonder kan of eerzuchtig is, maar omdat wíj niet zonder kunnen. Zonder die blikrichting raken we in de ban van veranderingsangst of van trucs om ons onbehagen weg te drukken. We zien dan slechts de (vermeende) slangenkuil. We hebben slechts oog voor onze angsten of voor vernieuwingsdrift. En zeg nou zelf, mag zo’n soort leven eigenlijk nog wel ‘leven’ heten? De vraag stellen is haar beantwoorden.
We hebben dus zowel veranderingsangst als vernieuwingszucht los te laten.
Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen