Leefpatronen wijzigen zich vaak haast ongemerkt, zodat veranderingen vaak gemakkelijk aanvaard worden. Verschil met voorheen realiseren we ons meestal pas als we afstand van ons zelf nemen. Bovendien zijn we geneigd onze eigen leefwereld en onze eigen opvattingen als de enig juiste leefmogelijkheid te zien.
In het kerkblad van 17 juni 2014 geeft Henri Scholing uit Noordscheschut uiting aan wat hem bezighoudt omtrent de ontwikkeling die hij waarneemt aangaande de zondagsrust en de ruimte voor de ontheiliging van de zondag die er vandaag z.i. helaas is. Hij stelt de zondag synoniem met rustdag, de dag van de Heer, een dag waarop de heiliging van God centraal dient te staan.
Laten we eens wat zaken op een rij zetten die in het verleden zoal werden gedaan of juist achterwege gelaten met de intentie de zondag tot rustdag te maken en op die dag de heiliging van God centraal te doen staan. Zaken waar we ten opzichte van toen vandaag vaak heel anders mee omgaan. Ik maak hiervoor gebruik van gegevens die de Friese Kerkhistorische Vereniging «cursief» Folk en Tsjerke «einde cursief» omstreeks 1960 verzamelde over de leefsfeer die in hoofdtrekken tot ongeveer 1960 is blijven bestaan. Door alle verscheidenheid heen werd vrijwel overal in Friesland die sfeer gekenmerkt door ingetogenheid, gestrengheid en naleving van regels. Er was in dit opzicht weinig verschil met andere streken in Noord-Nederland waar al eeuwen het calvinisme domineerde.
Zondagse kleding
In streng gereformeerde kringen in Friesland werd op zaterdag het brood vooruit gesneden en gesmeerd, schoenen klaargezet en aardappels geschild. Aan de middagmaaltijd werd meer dan gewone zorg besteed, al werd alles wat van tevoren kon worden klaargemaakt op zaterdagavond in gereedheid gebracht. De tijden van de maaltijden hingen sterk van de kerkdiensten af. Ook in andere kringen werd veel werk vooruit gedaan, zodat men in ieder geval op zondag niet te veel in de keuken behoefde te zijn. Het was alom gewoonte huis, tuin en lichaam op zaterdag te reinigen. De zondag begon in de nacht van zaterdag om twaalf uur en eindigde ook precies om twaalf uur. In streng gereformeerde huishoudingen bleef de afwas van zondag staan tot de maandag.
In het begin van de twintigste eeuw was de kleding van de ouderen bij de kerkgang zwart. Omstreeks 1930 kwam het nog voor dat de kerkenraad met de hoge hoed op naar de kerk ging. Een dominee moest zeker in het zwart/donker. Bij het avondmaal hadden de vrouwen altijd het hoofd bedekt en waren ze in het zwart gekleed; de mannen droegen het zwarte trouwpak en hadden de hoge hoed bij zich.
Men ging vrijwel algemeen te voet naar de kerk, meestal in groepjes, waarbij vooral in gereformeerde kringen kerkelijke onderwerpen aan de orde kwamen. Over het algemeen kwam men meer dan eens per zondag in de kerk. Kerkgangers trokken na de kerkdienst meestal dadelijk op huis aan. Men verkeerde dan in de familiekring, maar had niet veel tijd voor zichzelf want de middagdienst begon meestal weer vroeg. Kinderen gingen als regel al vroeg – ongeveer vanaf vijf jaar – naar de kerk.
Bij de gereformeerden en de hervormden waren de winkels op zondag zondermeer gesloten, soms zelfs met de gordijnen naar beneden.
Huishoudelijk werk gebeurde op zondag zo weinig mogelijk, liefst helemaal niet. Breien, naaien, knippen en haken mocht niet. Het kwam hier en daar voor dat een rafel aan de jurk wel mocht worden afgescheurd, maar niet afgeknipt … Wereldse lectuur kwam uiteraard niet op tafel en bij orthodoxe gezinnen zondags ook niet de liberale Leeuwarder Courant. Bij het orgel (harmonium) zingen uit de bundel van Johannes de Heer was favoriet. Op veel plaatsen kwam men ’s zondags de deur niet uit, uitgezonderd voor de kerkgang.
Gewerkt werd er niet op zondag. Alleen wat beslist moest, dat werd gedaan, bijvoorbeeld melken en veeverzorging. Het meeste werk op de boerderij werd op zaterdag klaargemaakt, zoals bieten snijden. Zand strooien deed men niet op zondag. In bepaalde kringen werd zondags de melk niet aan de fabriek geleverd.
Sociale controle
Spelletjes doen en lezen mocht wel. Op bezoek bij familie of kennissen was toegestaan, voor zover dat te belopen was. Geen 'slafelijke' arbeid, geen rommelwerk; dus niet timmeren of figuurzagen en tuinwerk, maar wel tekenen. Protestants-kerkelijk meelevende mensen gingen op zondag niet sporten, polsspringen, hoepelen, eierzoeken, touwtjespringen, vissen of jagen. Fietsen alleen naar de kerk, en slechts als het bijzonder nodig was. Slechts in het kader van beroepingswerk en bij ziekte kwamen auto en openbaar vervoer er aan te pas, en ook nog niet overal. Vaak begonnen lagere scholen na de vakanties op een dinsdag, om logeerders en vakantiegangers – leerlingen en onderwijzers – in de gelegenheid te stellen op maandag te reizen. Dansen was helemaal taboe, evenals toneel, opera en concertbezoek.
Voor jongelui op vrijersvoeten was de zondag een belangrijke dag en dan speciaal de avond. Gewoonte was dat de jongen om de veertien dagen bij het meisje kwam, maar daarbuiten mocht men elkaar niet 'kennen'.
De sociale controle van leden van dezelfde kerk was heel gewoon. Het was al gauw bekend als die-en-die niet in de kerk geweest was. Ouderlingen en/of dominee kwamen langs om te vragen waar de mensen geweest waren.
Als we anno domini 2014 de klok terug zouden kunnen zetten, zouden we dat dan ook doen en – zo ja - hoe ver zouden we dan (moeten) gaan?
Klaas Wiersma, Dokkum