Met het ouder worden ging zijn gezondheid gestaag achteruit.

Hij was dan ook al dik over de 80 jaar.

‘Hoe gaat het, broeder?’, was altijd mijn eerste vraag bij een ontmoeting.

Hij antwoordde dan steevast: ‘Ach, wat wil ik dominee, ik heb best veel moeten inleveren, maar ik klaag niet, want ik zit in de overuren.’

Daarmee bedoelde hij, dat hij de gemiddelde leeftijd van de Nederlander al behoorlijk was overschreden. En voor die overuren was hij God dankbaar.

 

Maar op een keer gaf hij echter een ander antwoord op mijn vraag: ‘Hoe gaat het, broeder?’

Hij zei tegen me (op z’n Fries) ‘‘k ha ’n lapke grûn keapt, dumni.’ (Ik heb een stukje grond gekocht, dominee)

‘Wat moet u nou met een stukje grond?’, vroeg ik verbaasd, ‘gaat u nog een nieuw huis bouwen?’ ‘Ach nee’, zei deze broeder, ‘dat nieuwe huis staat al voor mij klaar, bij de Vader in de hemel, maar als mens moet je toch voorbereid zijn op je begrafenis? Daarom heb ik een stukje grond gekocht op een terp, daar wil ik begraven worden. Er staat een mooi kerkje op de terp en het zegt me veel naast een Godshuis begraven te worden. Mijn vrouw en ik zijn er gaan kijken en we hebben alles goed uitgedacht en geregeld.

Eén ding wil ik u alvast verklappen, wanneer u ooit nog eens in dat oude kerkje mocht preken en u kijkt uit het raam van de consistorie, zult u direct op mijn graf kijken en u zult zeggen: “Ach kijk, daar ligt de oude Sikke Meijer.” Vergis u dan niet, maar bedenk: hier ligt slechts zijn lichaam te wachten tot de jongste dag, maar hij is in het Vaderhuis met zijn vele woningen.’

 

Een paar jaar later stierf onze broeder en ik mocht hem begraven op de genoemde terp.

In het kerkje ben ik toen niet geweest, ik dacht op dat moment ook niet aan zijn uitspraak, eerlijk gezegd.

 

Nog een paar jaar later was er in de gemeente een jong stel dat het bewuste kerkje-op-de-terp had uitgekozen als idyllische plaats om te trouwen.

Alles hadden ze daar georganiseerd: het burgerlijk huwelijk en de kerkelijke inzegening.

Voor de dienst stond ik te wachten op het bruidspaar in de kleine consistorie en keek uit het (ook kleine) raam: er ging een schok door me heen.

Het was waar, ik keek precies op het graf van broeder Meijer.

Zijn woorden kwamen me weer helder voor de Geest: ‘Vergis u niet, hier ligt slechts zijn lichaam te wachten tot de jongste dag, maar hij is in het Vaderhuis met zijn vele woningen.’

 

 

De trouwdienst was toen al op goede hoogte getild.


Commentaar

  • Wereldverbeteraars 2024-05-03 13:31:31

    Wereldverbeteraars Met zijn boek ‘De meeste mensen deugen’ (2019), heeft Rutger Bregman zijn...

  • Nieuw leven 2024-04-19 17:47:34

    In januari begint het al: het wordt weer langer licht en de sneeuwklokjes gaan bloeien, en even...

  • Post 2024-04-06 07:36:05

    De laatste tijd valt het mee, maar het komt regelmatig voor dat de post wat vertraging heeft....

  • Lijdenstijd 2024-03-23 18:53:26

    Met de lijdenstijd lijkt onze samenleving niet uit de voeten te kunnen. Hoe anders is dat met...