Druilerig is het als Auke uit school komt. Het is de laatste woensdag voor Kerst en de kerstvakantie is zojuist begonnen.

Hij schudt zich als een natte hond als hij de warme keuken binnenstapt. Zijn bril beslaat natuurlijk weer. ‘Lastig ding!’ mompelt hij.

‘Heb je het tegen mij?’ vraagt zijn zus Dieuwertje. Ze staat in een pan te roeren.

‘Tegen wie anders?’ zegt Auke, terwijl hij zijn natte jack over de verwarming gooit. ‘Wat doe je?’

‘Ik roer in de erwtensoep.’ Dieuwertje snuift eens boven de pan.

‘Nou, het stinkt vreselijk, hoor!’ zegt Auke, die niet van erwtensoep houdt. ‘Waarom roer jij? Waar is mam?’

‘Mam probeert een tandarts te bereiken, ze heeft een ontsteking!’

‘Alweer?’ schrikt Auke.

‘Nog steeds, geloof ik,’ zegt Dieuwertje, met haar neus in de pan. ‘Het stinkt toch niet aangebrand?’

‘Nee, gewoon erwtenstink.’ Auke loopt meteen door naar de kamer, waar mam net de telefoon neerlegt. Haar wang is dik en haar rechteroog kijkt anders dan anders.

Ze blijft even zitten met opgetrokken schouders. Ze heeft pijn, dat kun je zo zien.

‘Nou prettige kerstdagen dan maar, Auke,’ zegt hij hardop tegen zichzelf, ‘je moeder heeft een zere kies en we eten erwtensoep.’

Hij draait zich op zijn hakken om, maar mam houdt hem tegen. Tenminste, ze kijkt alsof ze hem wil tegenhouden. Auke zucht en gaat naast haar zitten. Hij duwt een beetje tegen haar schouder.

‘Hé, mam, wat kan ik doen dan? Een touwtje om die kies, dat aan de deurknop binden en wachten tot iemand de deur opentrekt? Pats, dag kies!’

Mam lacht huilerig. ‘Ik mag meteen naar de kaakchirurg. Ik heb er net een afspraak door zitten drammen. Maar ik zit met opa.’

‘Waarom kan Dieuwertje niet naar opa?’

‘Dat werkt niet, dat weet je wel, Auke! Opa kan het op het ogenblik niet met iedereen goed vinden.’

Ja, Auke weet het. Opa zit sinds twee weken in een verzorgingstehuis. Tégen zijn zin. En dat laat hij merken ook. Ach, opa!

‘‘t Is eigenlijk wel zielig,’ zegt Auke.

Mam knikt met haar hand aan haar wang. Zij is ook zielig.

‘Ik ga wel,’ zegt Auke met een zucht.

Mam klopt op zijn knie; die is nog nat.

 

Als hij in de keuken zijn jas weer aantrekt, grijnst Dieuwertje hem toe. ‘Met jouw aaigeheim is nog niets mis, hoor!’ zegt ze.

Dat bedoelt ze als een compliment, maar deze keer krijgt ze er een stomp voor. Dieuwertje met haar stomme aaigeheim!

Dieuwertje wil psychologie gaan studeren, maar ze doet nu al of ze de wijsheid in pacht heeft. Soms is dat handig. Met Aukes spreekbeurt bijvoorbeeld. Dieuwertje weet er altijd een doordenkertje aan toe te voegen. Zo is het woord ‘aaigeheim’ erin gekomen, bij hen thuis én op school. Die spreekbeurt ging over opa’s konijnen. Hollandertjes fokte opa. Konijnen hebben een groot aaigeheim en dat is goed voor een mens. Nu opa geen Hollandertjes meer heeft, is hij zelf ook minder aaibaar. Aaien werkt altijd aan twee kanten, wist Dieuwertje, de één aait en de ander wordt geaaid en allebei knappen ze ervan op.

Als Dieuwertje zoiets zegt, kijkt ze er heel eigenwijs bij. Dan kun je haar wel achter het behang plakken. Maar die spreekbeurt leverde hem wel een negen op. De meester had ‘aaigeheim’ ook een prachtwoord gevonden. De hele klas had een opstel moeten schrijven over wat kerstfeest met het aaigeheim te maken had. Dat was voor Auke dus weer een negen geworden. Met Kerst zijn mensen op zoek naar warmte en liefde, dan wil iedereen gelukkig zijn en aaien helpt. Niet alleen het aaien van konijnen, maar ook mensen willen aaien of geaaid worden.

Behalve opa dan, die zou wel niet geaaid willen worden met Kerst, dat zat er dik in.

Opa miste zijn konijnen. Dat was trouwens ook de reden waarom hij papa niet meer wilde zien. Papa had de hokken gesloopt en de dieren weggebracht. Hij had niet verteld waarheen, want intussen was papa zelf ook niet meer zo aaibaar. Hij wilde niet meer aaien of geaaid worden. Wie thuis het woord ‘konijn’ zei, moest momenteel uitkijken.

 

Het regent nog steeds.

Auke gooit zijn fiets tegen de struik bij de ingang van het verzorgingstehuis. Hij heeft geen zin om achterom te lopen, naar de stalling. Hij grinnikt even: het roodgeverfde kistje achterop lijkt net op dat van een pizzabezorger. Zouden ze in het verzorgingstehuis wel eens een pizza moeten afleveren?

Er staat een grote kerstboom in de hal, rood en goud versierd, en er klinkt kerstmuziek. Daar zal opa wel van balen, denkt Auke.

Er gaat zeker iets officieels gebeuren. De eetzaal is omgetoverd in een feestzaal. De luidspreker wordt getest en iemand legt op alle stoelen een papier. Er loopt een meisje met een blad vol glazen. Niks voor opa, denkt Auke. Die houdt helemaal niet van dat gedoe. Die blijft natuurlijk de hele Kerst voor zich uit zitten staren achter de geraniums.

Zie je wel, hij doet niet eens open. Auke heeft al drie keer op de bel gedrukt. Gelukkig heeft hij de sleutel. Want al is het een beetje mis met opa, je moet wel blijven proberen om hem op te vrolijken, heeft mam gezegd.

Zachtjes komt Auke de kamer binnen. Opa zit bij het raam te dommelen. Er liggen kruimels bij zijn stoel en er zitten vlekken op zijn vest. Eigenlijk is het een vies oud mannetje, zoals hij daar zit. Vroeger was het de tofste opa die je maar bedenken kon. Auke weet het nog goed, de keren dat hij mee mocht naar de kleinveetentoonstelling. Hoe opa keek als zijn Hollandertjes weer de eerste prijs hadden gewonnen. En nog langer geleden, hoe opa hem optilde voor de konijnenhokken en hoe hij op opa’s schouder zat. Aaien zal toch wel heel belangrijk zijn in een mensenleven. Dieuwertje is niet gek.

Auke sluipt dichterbij, hij kijkt en wacht. Misschien droomt opa even van een konijn of zo, want een ogenblik ziet hij er gelukkig uit, een zweem van een glimlach rond zijn mond.

Dan snurkt hij ineens heel hard, hij puft wat en zijn wenkbrauwen fronsen zich opnieuw; opa’s gezicht wordt weer droevig. Net alsof hij heel eenzaam is.

Auke wou dat hij een Hollandertje in zijn jaszak had, dan zette hij hem bij opa op schoot en dan pas zou hij hem wakker maken.

 

Ineens is het een plan! Auke zit weer op zijn fiets voordat hij tot tien geteld heeft. Hij racet naar de straat waar opa woonde. Het huis van opa staat leeg, er staat een bord in de tuin. Te koop.

Auke wil niet naar binnen kijken; er staat toch niets meer, alleen de groene gordijnen hangen er nog. Hij moet naar het huis op de hoek. Daar woont mevrouw Joris. Zij heeft in de tuin een hok met Hollandertjes. Dat zijn jonkies van opa’s konijnen geweest, maar nu zijn ze groot.

Ze leven nog, dat weet Auke zeker, want laatst heeft hij er naar gevraagd. Dat was in de kerk, voordat de dienst begon. Mevrouw Joris zit altijd in dezelfde kerkbank als Auke en zijn familie. Ze knikte stug toen Auke vroeg of ze de Hollandertjes nog had. Er schiet ineens een bibber in zijn benen als hij aanbelt. Ze zal het vast een erg gek plan vinden.

Alles blijft stil, ook na de tweede keer bellen. Niemand thuis. Dat geeft een dubbel gevoel: opluchting en teleurstelling tegelijk. Wat nu?

Auke loopt achterom en duwt de krakende tuindeur open. Ze zijn er nog! Hij moet ineens even op zijn lip bijten als hij de vrolijke, zwart-witte snoetjes achter de tralies ziet snuffelen.

‘Hallo, jongens!’ fluistert hij. Welke moet hij nu nemen? Hij snapt ineens zo goed waarom opa zo verdrietig is. Hollandertjes zijn echt de allerleukste konijnen die er bestaan!

Hij telt af: Iene miene mutte, tien pond grutten, tien pond kaas…

Het wordt de kleinste. Het hok is zo open en het konijn laat zich gemakkelijk beetpakken. Het is in een paar seconden gebeurd. Daar racet hij al weer terug, het konijn in zijn rode pizzakistje. Als hij remmen moet voor het stoplicht, hoort hij achter zich protesterend gekrabbel.

Hij lacht en het lijkt wel of de hele wereld meelacht.

Onder zijn jas smokkelt Auke het konijn door de draaideur. In de gang bij de grote zaal staat het inmiddels vol met mensen. Er is een verslaggever bij, met een cameraman en iemand voor het geluid. Het zal de stadsomroep wel zijn. Ja hoor, daar staat oom Dick, de buurman; die maakt tv-programma’s.

Oom Dick heeft hem al gezien. ‘Hoi, Auke. Heb je even?’

Auke doet net alsof hij niets hoort; hij springt de trap op en het konijn onder zijn jas springt mee.

 

Opa zit nog precies hetzelfde. Alleen zijn bril is wat verder afgezakt.

Auke trekt de rits van zijn jack los en loopt zachtjes naar opa toe. Het konijn is een beetje bang geworden. Het bibbert en de oortjes liggen plat op zijn rug.

‘Stil maar,’ zegt Auke, ‘niet bang zijn, hoor, niet wegspringen! Rustig maar!’

Opa doet pas zijn ogen open als Auke het konijn op zijn schoot zet.

Meteen vouwen de oude gerimpelde handen zich om het diertje heen. Opa zegt niets. Hij kijkt alleen maar en aait. De bril zakt nu over het puntje van zijn neus; Auke pakt hem voorzichtig en legt hem op het tafeltje naast opa’s stoel.

Er spat een traan op het zwarte neusje van het Hollandertje. Het niest en daarvan gaat opa nog harder huilen. Auke doet zijn bril ook maar af en haalt zijn neus op.

‘‘k Heb zakdoeken zat!’ snuift opa. ‘Kijk maar in het nachtkastje.’

Auke haalt twee grote witte zakdoeken en ze snuiten allebei toeterend hun neus. Het Hollandertje springt verschrikt van opa’s schoot. Het is nog een hele toer om hem achter de bank vandaan te krijgen.

Opa vraagt niet eens hoe hij aan het konijn komt, maar reddert wat in het kleine keukentje. Een oude boterham op een schoteltje, een scheutje melk erover.

‘Kijk mij nou ‘es, net of ik thuis ben!’ mompelt hij tevreden.

Midden op de tafel zit het Hollandertje te smikkelen.

 

Opa doet de deur naar de gang op een kiertje open. Hij zit verschrikkelijk onder de konijnenharen.

‘t Is veilig!’ zegt hij samenzweerderig. ‘Ga nou maar gauw, jongen!’

Even rust opa’s hand op Aukes schouder. Het voelt als een aai.

Weer de trap af, snel, wegwezen nu!

Net als Auke bij de draaideur is, struikelt hij. Er ligt daar een kabel vastgeplakt op de vloer, vanuit de zaal naar de geluidswagen buiten.

‘Hola!’ roept oom Dick, die juist komt aanlopen. ‘Hé daar, jou moet ik net hebben, Auke! Heb jij al een suggestie gedaan voor het kerstproject van de gemeente? Er is geld beschikbaar gesteld, een begrotingsoverschot. De bevolking mag kiezen wat het wordt: een atletiekbaan, een nieuw zwembad?’

Auke krabbelt overeind. Gelukkig spartelt het konijn nog onder zijn jas.

‘Nou? Zeg het maar!’ houdt oom Dick vol en hij duwt de microfoon onder Aukes neus. Het zoemen van de camera komt steeds dichterbij. Auke moet weg, hij houdt het niet langer!

‘Doe maar een dierenweide, met een heleboel konijnen…’ zegt Auke en hij bijt van schrik op zijn lip. Staat hij zichzelf zomaar te verraden, domkop die hij is! ‘Of een volière, met parkieten die op je hand willen komen zitten,’ zegt hij er nog gauw achteraan, ‘dat is heel goed voor de oude mensen hier, dan hebben ze iets te aaien, hè. Het aaigeheim, weet u wel?’

Oom Dick schiet in de lach: ‘Het wát?’

De cameraman zit nu bijna boven op Auke. Die trekt zich los en rent weg. Snel, het konijn in het rode bakje en tussen het drukke verkeer door terug naar de Scherpenzeelstraat! De stoplichten springen op groen, de spoorbomen gaan achter hem dicht. Net voor de brug opengaat, is hij eroverheen gesjeesd. Het lijkt wel of hij geen minuut te verliezen heeft.

Hij gaat nog harder fietsen. ‘Nog even, de kruising nog, alstublieft!’ zegt hij, schichtig om zich heen kijkend.

Tegen wie zegt hij dat nu eigenlijk? Tegen de Here Jezus? Wat zou Hij van dit alles vinden? Hij brengt het konijn wel weer netjes terug, maar eerst heeft hij het toch eigenlijk gestolen? Of was het geleend? Je kunt het toch wel als lenen zien? Opa is ervan opgeknapt en dat was hard nodig.

 

Buiten adem gooit hij zijn fiets tegen de schuur van mevrouw Joris. Het konijn is nu wel echt overstuur. Auke moet hem in zijn nekvel pakken, al vindt hij dat eigenlijk zielig. Gejaagd, zonder te kijken, schiet hij de tuin in. Zijn hand trilt als hij het hok openmaakt en met een zwaai zit het konijn er weer in. Het dier kruipt meteen helemaal onder het stro.

Hij klapt het deurtje dicht en vliegt de tuin weer uit. Net op tijd. De keukendeur gaat open en hij hoort de verontwaardigde stem van mevrouw Joris: ‘Dat is toch wat! Men rooft en steelt maar. Er is nergens meer respect voor! De politie zou veel strenger moeten optreden.’

Auke zit al weer op zijn fiets en ziet vanuit zijn ooghoek de politiewagen op de hoek van de straat staan. Jawel, hoor, ze heeft de politie er al bij gehaald!

Van schrik gaat Auke op zijn trappers staan. Als hij thuiskomt, weet hij niet of het nu zo bonkt in zijn borst van de schrik of van het racen. Of is het angst? Echt iets voor mevrouw Joris, om meteen alarm te slaan. Hij had geen twee seconden later moeten zijn!

 

Van de erwtensoep proeft hij niet veel. Mama zit met een handdoek tegen haar dikke wang, maar de pijn wordt al minder. De kaakchirurg heeft de kies getrokken; nu kan het alleen maar beter worden.

Ze zit het hele verhaal van het trekken van de kies extra griezelig te vertellen.

Auke luister maar half. Maar zijn haren gaan wel meteen recht overeind staan als de telefoon gaat.

Papa neemt op. Jawel hoor, het is oom Dick. Hij houdt een heel verhaal, papa knikt en zegt ‘o’ en ‘jaja’, hij gaat steeds verbaasder kijken. Als hij de hoorn neerlegt, loopt hij meteen naar de tv.

‘We moeten even naar het stadsnieuws kijken en de uitzending vooral opnemen. Leuk voor later, zegt Dick!’

‘Wat kan dat dan zijn?’ vraagt mam.

Alleen Auke blijft bij de eettafel zitten. Hij kan het wel raden. Zouden ze zien dat er een konijn onder zijn jack zit?

Het konijn dat gestolen was, volgens mevrouw Joris.

‘Het kerstproject van de gemeente komt dit jaar ten goede aan de bewoners van verzorgingstehuis De Thuishaven. Er zal een dierenweide en een volière worden gerealiseerd en de bewoners zullen worden ingeschakeld bij het verzorgen van de dieren. De winnende suggestie werd gedaan door een kleinzoon van een van de bewoners van De Thuishaven. Eerst is hier een reactie van de verraste grootvader.’

‘Opa!’ roepen Dieuwertje en mam tegelijk. Hij is het echt, zijn vest vol witte haren, hij lijkt zelf bijna een konijn.

‘Mooi hoor, prachtig, prachtig,’ klinkt opa’s zware stem, ‘dieren zijn heel belangrijk, vooral konijnen.’

O, kijk, daar is hijzelf. Néé hè! Wat staat hij te stotteren, wat heeft hij een rooie kop!

Auke wil het niet verder zien, hij stopt zijn hoofd onder het tafellaken.

Dieuwertje gilt bij het woord aaigeheim en mam komt op het tafelkleed kloppen. Papa is de enige die vraagt: ‘Wat heb jij toch onder je jas, Auke?’

Dan is het voorbij en de uitzending wordt vervolgd met het bericht dat er in de Scherpenzeelstraat een konijn ontvreemd was, dat later gewoon weer in zijn hok bleek te zitten. Auke is de enige die dat bericht hoort. Hij wijst, maar niemand wil luisteren. Allemaal willen ze weten hoe die opname van vanmiddag gegaan is en waarom hij er niks van verteld heeft.

‘Opa ziet er goed uit,’ zegt papa voor de tweede keer. Hij kijkt opgelucht.

Dieuwertje spoelt de opname terug om het nog eens te zien. Net iets te ver, ze vallen midden in een eerder opgenomen uitvoering van het kinderkoor.

Ineens klinkt het door de kamer: ‘De Here Jezus is dat kind, dat ieder helpt die Hem bemint. De Heiland die je droefheid kent en alles waar je bang voor bent.’

‘Ach, laat dat maar even staan,’ zegt mam, ‘dit is zo’n mooi lied, daar knapt iedereen van op.’

Ze kan alweer lachen, de pijn is gezakt. Auke zucht eens diep. Hij zou bijna weer onder het tafelkleed willen kruipen, ze kijken zo. Hij weet niet of hij nu lachen of huilen moet.

Het zou hem niets verbazen als kerstfeest zomaar ineens nu al begonnen was.

 

Uit: Joke Verweerd, Verdwalen en thuiskomen, Uitgeverij Mozaïek, Zoetermeer 2009

 

Onlangs is er een nieuwe kerstbundel verschenen, Het Kerstpakket. Deze is te koop in de boekhandel & via www.uitgeverijmozaiek.nl

 


Commentaar

  • Nieuw leven 2024-04-19 17:47:34

    In januari begint het al: het wordt weer langer licht en de sneeuwklokjes gaan bloeien, en even...

  • Post 2024-04-06 07:36:05

    De laatste tijd valt het mee, maar het komt regelmatig voor dat de post wat vertraging heeft....

  • Lijdenstijd 2024-03-23 18:53:26

    Met de lijdenstijd lijkt onze samenleving niet uit de voeten te kunnen. Hoe anders is dat met...

  • Leipzig en Navalny 2024-03-07 19:01:01

    Vorige week waren mijn vrouw en ik een paar dagen in het voormalige Oost-Duitsland op bezoek bij...