Ik ben geboren in een klein dorpje. Ongeveer twintig huizen, en ieder kende iedereen. Ons hele dorp ging zondags naar de kerk. En als je ’s avonds een rondje liep, klonk uit menig huis orgelmuziek.
Moeders breiwerk bleef in het mandje boven op de nog ongestopte sokken liggen. Soms deden we een spelletje en af en toe, als vader niet te moe was, las hij ons voor.
Mijn vader had een mooie voorleesstem. Hij was op een reciteervereniging geweest. Daar deden ze voordrachten en vertellingen.
Het verhaal dat mijn vader las, ging over de oorlog. Hoewel ik in de oorlog geboren ben, kon ik me daar als zesjarige niet veel bij voorstellen.
Kwam het door de stem? De uitdrukking op het gezicht van vader? Hijzelf was in de oorlog tegen de Duitsers in een gevangenkamp terecht gekomen.
Ik weet het niet. Wel dat beelden zich aan mij opdrongen.
Het verhaal ging over de eerste wereldoorlog. Duitsers vochten tegen Fransen. Vanuit loop graven werd er op elkaar geschoten. Je hoorde het knallen van de geweren. Een schreeuw, of vloek, steeg uit een loopgraaf omhoog.
Dan, tegen het vallen van de avond, werd het rustig.
Chaos was te zien.
Soldaten, met afgezakte helmen op hun hoofd, lagen dood op de grond. Enkele meters waren ze de loopgraaf uitgerend, toen kogels van de vijand hen had doen neerstorten.
In de lucht hingen nog sporen van kruitdampen. Ik stapte mee in het verhaal, tussen de doden en gewonden in.
Een jongetje van zes jaar. Tranen prikten achter mijn oogleden. Die versterkt werden bij het vervolg van het verhaal. Daar tussen de doden in klonk een smartelijke kreun.
Twee zwaargewonden soldaten lagen dicht bij elkaar.
Een Duitser en een Fransman.
De oorlog had hen bij elkaar gebracht. Nu lagen ze daar, half bewusteloos, ijlend, met gesloten ogen, naar de opkomende maan te kijken.
Ze verstonden elkaars taal niet. Waren zich misschien niet eens bewust van elkaars nabijheid.
De bibberende stem van de Duitser prevelde… ‘ trinken… Jezus….’
De gesloten ogen van de Fransman gingen een beetje open.
Een veldfles rolde richting Duitser.
Ik zag het. Zag hoe de gewonde soldaat probeerde de fles aan zijn mond te zetten.
Het rochelende geluid was voor mij het teken, dat het te laat was.
Ik weet niet meer hoe het verhaal afgelopen is.
Wel dat ik boven in mijn bed zachtjes heb gehuild.
Mensen, wat doen ze elkaar aan.
Vijfenzestig jaar later.
Ik kijk naar beelden op de TV.
Chaos, kapotte ramen.
Bloed en afgerukte ledematen.
Gegil, komt onze huiskamer binnen.
Mensen rennen voor hun leven.
In de stem van de verslaggever, meen ik iets van het timbre van mijn vader te herkennen.
En Jezus?
Enkele dagen later hoor ik zijn verhaal.
Uitgebeeld in The Passion in Amersfoort.
Lenette van Dongen vertelt het.
Opnieuw krijg ik tranen in mijn ogen.
Douwe Janssen